foto: Pascal Muller

Pagina's

zondag 26 juni 2011

It's a kind of magic

Een vriend van mij had vroeger op zijn studentenkamer een geel post-it papiertje tegen zijn boekenkast hangen waar 'niet in paniek raken!' op geschreven stond. Ik heb hem nooit gezegd dat ik dat briefje gezien heb. Het had op mijn lijf geschreven kunnen zijn. Ik moet mezelf ook af en toe tot de orde roepen. Dat doe ik steevast in het Limburgs. 
'Rustig aan Mohren,' zeg ik dan. In het Limburgs. Dat helpt. Soms echter ben ik dat punt al voorbij en vergeet ik mezelf toe te spreken. Dan doet mijn vrouw dat. 
Ik deel mezelf niet in bij de gezegende mensen die twintig dingen tegelijk kunnen doen en dan toch het overzicht weten te behouden. Nee, bij mij vreet een taak die in mijn achterhoofd ligt te wachten, het hier en nu danig aan. Gelukkig ken ik mijn eigen handleiding inmiddels uit mijn hoofd, dat scheelt. 
Die handleiding schreef me dit weekend voor dat ik naar het Klokgebouw moest als ik flink aan het boek wilde werken. Het Klokgebouw is fantastisch. Het is een prachtig oud gebouw van Philips. Allerlei hippe vogels hebben hier een studio. En in één van die ruimtes mag ik in de weekenden werken. En dat gaat altijd heel goed. Als ik hier ben, werk ik aan het boek. Verder geen gedonder. Geen proefwerken, geen rekeningen, geen luiers. Niets. Alleen het boek en ik. 
En altijd is het zo dat me op die momenten schellen van de ogen vallen. Dat ik verbanden zie, die ik thuis over het hoofd zie. Tren noemt het 'magisch' als een liedje 'valt'. Op die momenten begrijp ik wat hij bedoelt. Denk ik.
Ik had het vandaag toen ik de tekst van 'Kamers vol zonlicht' las: alsof er drie kersen op de fruitautomaat vielen. Als dat tenminste prijs is. Ik waag me niet aan fruitautomaten. 
'Kamers vol zonlicht' met Karlijn van Dinther in een stralende hoofdrol is in elk geval prijs. Kijk en luister maar naar Karlijn. O ja, en naar de mannen natuurlijk.

zondag 19 juni 2011

Frietjes

Vanochtend werd ik lachend wakker en dat verbaasde me niet. Dagje hoor, gisteren.  Ik doe niet aan heldenverering. Een mens is in de eerste plaats een mens en wat voor beroep hij of zij uitvoert, doet eigenlijk niet terzake. Maar toch. Als ik toegang krijg tot deuren die tot voor kort gesloten waren en als ik bovendien zelf het slot geforceerd heb, ja, dan gaat het hartje van deze jongen wel wat harden bonzen. Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.
Toen ik net in Utrecht studeerde, ging ik elke avond eten bij de mensa van studentenvereniging Veritas. De overweging daarbij was vooral praktisch van aard. Mijn hospita, een vrouw van dik 80, stond culinaire activiteiten op mijn kamer niet toe. Ze stond sowieso weinig activiteiten op mijn kamer toe. Ja, slapen, maar daar was ik niet helemaal voor naar Utrecht getogen. Veritas bood uitkomst. Samen met mijn twee Limburgse neven E & E sloot ik elke dag aan in de rij voor de bakken met eten. We stonden tussen zwervers, gesjeesde studenten en jongens diep uit de provincie zoals wijzelf. Aan het eind van de rij moest een belangrijke keuze gemaakt worden: aardappelen, friet of rijst. Aardappelen konden we thuis ook krijgen en aan gekkigheid als rijst waagden we ons toen uiteraard nog niet. We waren immers net een maand de brug bij Zaltbommel over. Tenminste, kleine E en ik. Grote E woonde al een jaar in Utrecht. Dat was te zien en te horen. Hij had zijn 'g' grondig aangepakt en zich de houding van een man van de wereld aangemeten. Logisch dat hij vooraan liep. Elke dag ging het op dezelfde manier. De man achter de bakken vroeg wat we wensten. Vervolgens zei mijn oudste neef altijd het volgende:
 'Patat alstublieft!'
Ik moet hem even onderbreken. Geen enkele Limburger zegt uit vrije wil: 'patat'. Wij vinden dat dat niet klinkt. Tenminste, als wij het zeggen. In hetzelfde genre: een stuk vlaai een 'taartje' noemen. Dat moet je eens voor de grap proberen in Bocholtz, Beek of Bunde. 'Mag ik zo'n kersentaartje' van u. Stel je voor. Maar goed, terug naar de frieten. Want dat zijn het.
Daarna mocht ik het zeggen. Ik murmelde dan iets als: 'Mag ik friet alstublieft.' Tot slot riep mijn andere neef, heel blij, alsof hij iets stouts deed:
'Frietjes alsjeblieft!'
Terug naar gisteren. De oplettende lezer ziet mijn uitgelezen spel met de tijd.
Ik belde aan bij Jack Poels. Hij opende de deur en zei nog voor we in de keuken waren.
'Goed nieuws, Ralf, Jolanda en ik eten vanavond frietjes!'
Vind je het gek dat ik vanochtend lachend wakker werd.

woensdag 8 juni 2011

Schuifdeuren

Op dit moment kleit mijn vrouw een varken. Dat moet ook gebeuren.



Mijn zoon zegt:
'Papa, niet varken!' als ik snurk, wat uiteraard slechts zeer zelden voorkomt.  Over varkens gesproken: ik sprak afgelopen zondag Hans van de Livarvarkens. Die kent u van het herbergpodium, de herbergplankjes en misschien ook wel van Rowwen Hèze, want hij speelde mee in de allereerste theatershow: 'Rowwen Hèze giet vremd'. Afgelopen zondag ging hij weer vreemd. Hij at vis in plaats van vlees. Plaats delict: 'Passie voor Vis' te Sevenum. Ik was daar ook. Eigenlijk had ik mezelf een beetje uitgenodigd. Skinnie trad op in het kader van zijn whiskytour. Klein probleempje: het optreden was in principe 'besloten'. Maar, ik was die zondag wel heel erg in de buurt, in America om precies te zijn. En ik heb die paling in Geleen en Broekhuizenvorst geproefd. Bovendien zie en hoor ik Skinnie heel erg graag. Dat zijn nogal wat argumenten om die vermeende beslotenheid te trotseren. En trouwens: wie is hier de herbergschrijver? Juist. Dus, ik nam een koeltasje mee met koelelementen voor de paling en toog naar Sevenum. Je moet wel een beetje vooruitkijken in dit leven, anders kom je nergens.
Skinnie gaf een klein, intiem optreden. Er was paling. Op vers stokbrood, in een mousse en in een salade waarop een dressing zat die iets oosters had. Ik wil leren hoe je die maakt. Om de blits te maken.
Het was warm en benauwd en toen kwam de warme regen en dook Skinnie tussen de schuifdeuren en daar speelde hij de laatste nummers van zijn set. 

De kleine gastmuzikant van de foto's zat op de terugweg achter in de auto. De paling lag in de koeltas. Toen ik de snelweg opdraaide hoorde ik mijn zoontje in zichzelf zeggen: 'Skinnie is héél lief.' 
Thuis aten we asperges en 's avonds, op een toastje, de paling. 








maandag 6 juni 2011

Snor

Zo, dát was een Hemelvaart. Figuurlijk dan hè. Ik zou hem graag ondersteunen met wat beelden, maar ik ben het draadje kwijt dat van het fototoestel de computer in moet gaan. Alles afgezocht. Waar leg je zoiets? In het doosje van het fototoestel inderdaad. Maar waar is het doosje? Ik sluit niet uit dat mijn vrouw het met vaste hand kan pakken, dus misschien komen er nog wat foto's, maar vooralsnog heb ik alleen wat woorden voor jullie. Niet te veel trouwens, want jullie krijgen deze week het eerste Troostbericht en dat wil ik niet in de wielen rijden.
Het boek dan? Niks aan gedaan. Sorry. Dat zeg ik luchtig hè? Neemt ie het wel serieus genoeg denkt u nu misschien en had dat boek niet al lang af kunnen zijn? Zo lang hoeft zoiets toch niet te duren? U denkt maar. Ik maak me niet druk. Er ligt een potentieel tophoofdstuk op me te wachten. Ik hoef het alleen nog maar even te schrijven. Zo'n hoofdstuk schrijft zich trouwens vanzelf.  Nog twee weken dan is het zover. Mooi hoor. Je gaat zitten en het lijkt net alsof je hand de jouwe niet is, alsof je aangestuurd wordt door tja, door wat eigenlijk? Een hogere Macht is misschien wat overdreven, bovendien ben ik niet graag overgeleverd aan de goden. Ik denk eerder aan een turbo. Het wordt een scharnierhoofdstuk trouwens; een vliegwiel dat de andere hoofdstukken aandrijft. Bepaald niet onbelangrijk dus. Maar ik maak me niet druk. Dat zit snor. Kennen jullie het drankje 'Snor' nog. Van vroeger? 
'Fris met schuim erop. Dat smaakt Snor.' 
Snorren zie je trouwens niet veel meer.  En het drankje bestaat ook niet meer.

Ik vertelde een goede vriend wat ik over twee weken ga doen. Even ter informatie voor jullie: die jongen trad op in 'Met het mes op tafel' van Joost Prinsen, dus die heeft echt wel wat meegemaakt. Niet van de straat bovendien. Toen ik hem vertelde wat er over twee weken plaatsvindt, zei hij het volgende en ik citeer:
'Tja, dan ben je wel klaar. En dat zeg ik zonder enige ironie. Mooi man, wel heel spannend, maar dat kun jij wel.'
Nou, nu weten jullie het ook. Kunnen we daar open over zijn. Wel zo prettig dat het hoge woord eruit is. Ik had het trouwens niet verwacht, dat zeg ik heel eerlijk. En daardoor is het natuurlijk des te mooier. De vraag is alleen: wel of niet naar de kapper gaan? Wat denken jullie? Of zal ik een snor laten staan?