foto: Pascal Muller

Pagina's

maandag 9 april 2012

Verhuizing

Ik ga verhuizen. Nou ja, dat is niet waar natuurlijk. Mijn blog gaat verhuizen en ik ga mee. Vanaf morgen heb ik een heuse site en daar wordt deze blog ondergebracht.  Sterker nog, die staat er al. Maar nog even onderwater. Zoals vroeger bij WordPerfect 5.1.
Waarom dat nou allemaal weer moet? Nou het moet niet echt, maar ik wil in de toekomst wat meer kwijt over andere projecten en daarnaast sta ik open voor tekstopdrachten. Dat past allemaal niet in deze blog en om nou twee aparte sites te hebben, is veel te omslachtig. Voor mij. Herbergpost gaat mee naar de nieuwe site. Uiteraard, want de blog zegt veel over hoe ik schrijf en wie ik ben. Tenminste, dat hoop ik.



















Ik verwacht eigenlijk wel een beetje dat de vaste lezers ook gewoon overstappen. Het is niet eng, gewoon een ander adresje en dan BLOG aanklikken. En dan ziet u uw vertrouwde Herbergpost in een leren jasje met klinkende nagels op de schouder.  Stoer, vonkend en vurig. Eigenlijk net zoals uw Staalschrijver zelf. Tenminste, dat hoop ik.

Waar u naartoe moet? Nou gewoon, naar mij. Vanaf morgen:
Ralf Mohren

zaterdag 31 maart 2012

Bagagedrager

Eindelijk ben ik binnen. En het mag naar buiten. De afgelopen weken kon ik het nauwelijks voor me houden, maar dat hoeft nu niet meer. Getekend heb ik nog niets, maar we hebben een mondelinge overeenkomst en eigenlijk is dat minstens zo chique. Op maandag 23 april gaan we het vieren. Dan neem ik de trein van Eindhoven Beukenlaan naar Amsterdam. Daar zigzag ik tussen Italiaanse toeristen met 'Amsterdam hash it'-mutsjes naar de Herengracht. Altijd loop ik te ver door waardoor ik een stuk terug moet. Als ik aankom, is mijn agent Willem vermoedelijk in gesprek met een schrijfster die noten op haar zang heeft. Ik krijg dan koffie en zit met een grote grijns te wachten op wat komen gaat.
We gaan de trap af en ik spring achter op de gammele bagagedrager. Onderweg wijst hij me aan waar Cees Nooteboom woont. Willem weet de weg wel uiteraard en binnen een paar minuten zijn we weer vlakbij het station, want daar zit 'mijn' uitgever. We stappen de lift in die niet zou misstaan in dat romantische hotelletje in Parijs dat u nog van vroeger kent, toen alles nog vonkte.
Terug gaan we altijd met de trap, dus dat doen we nu ook. Juist nu, want Harold de uitgever loopt mee en met zijn drieën in die lift is voor deze claustrofoob geen optie.
Vanaf dan laat ik me verrassen. Vermoedelijk trekken we een flinke fles Spa Rood open, garnalenkroketten ernaast sluit ik ook niet op voorhand uit. Ik schiet wat foto's die ik hier plaats. Dat is trouwens niet waar. Ik ga verkassen. Tegen die tijd heb ik een spiksplinternieuwe site. Horen jullie nog, want jullie gaan natuurlijk wel mee, toch?
We maken afspraken over inleverdata en ik ga thuis aan het werk. Net als tot nu, maar nu wel met de wetenschap dat in november het Troostboek verschijnt. Bij uitgeverij Carrera.

zondag 25 maart 2012

Koest

Het Pitboeltheater ziet er van buiten uit als een kruising tussen een jeugdhonk uit de jaren 80 en het clubhuis van een motorclub. Van binnen ook. Je moet een tunneltje door om er te komen, tenminste als je zo rijdt als ik deed. Dat tunneltje scheidt twee werelden. Koophuizen en aangeharkte tuinen aan de ene kant, banlieueflats aan de andere kant. The Bronx van Sittard. Het Pitboeltheater staat aan die andere kant. En daar speelde Mo. Dus daar moest ik naartoe.
Binnen stond het vol met mensen aan wie de tand des tijds al duchtig geknabbeld had. Uit een ooghoek zag ik de herbergtwins Szarkowicz en Storcken geanimeerd in gesprek met twee dames die een goede zonnebank bezaten.
Zelf had ik voor de gelegenheid een vriendin meegenomen. Marja gooit overal hoge ogen. Emil Szarkowicz zag haar het eerst en bleek snel op de eerste meters, Bart Storcken in vertwijfeling achterlatend. Die moest eerst nog even een schakelaar in zijn hoofd omzetten. Nadat de zoenen binnen waren, gaf hij Marja zijn portemonnee en een gerichte opdracht mee. Twee Corona's, neem zelf wat je wil en geef die dooie hier ook wat. Die dooie ben ik.
Toen ze bij de bar stond, begon het vragenuurtje dat eindigde met de rotsvaste vaststelling van Bart.
'Gewoon vrienden, dat kan helemaal niet man.'
Zo'n avond dus. Mo moest nog beginnen.
Hij kwam op van de zijkant. Helemaal in het zwart. Hij leek me wat nerveus, maar dat kan ook projectie zijn. Ik was zelf nerveus. Ik gun Mo de wereld.
Hij begon met 'Revolution' en een paar nummers later speelde hij, nog half buiten adem, 'Dag Geluk' van Rowwen Hèze. Met de flageoletten op zijn bas legde hij de basis, waarna hij een loop instartte en in een hese, rauwe mengeling van Sittards, Nederlands en Americaans de tekst tegen of net naast de tonen legde. Dát leren ze je op geen enkel conservatorium. Dat heb je. Dat hebben er niet veel.
Later kwam broer Skinnie nog langs. Op band weliswaar, maar heel erg Skinnie. De herbergtwins, Skinnie, 'Dag Geluk' van Jack en Tren. Het wordt tijd voor een nieuwe herberg. Daarvoor, daarna en daartussen mag, nee moet Mo de volgende gerichte opdracht uitvoeren.
Slijp, poets en boen aan dit programma en speel alle Pitboels van Nederland koest.
Na afloop dronk hij een whisky aan ons tafeltje. Hij zette Emil heel even uit met de woorden: 'Pas op, we hebben een meldpunt voor jou.'
Vervolgens keek hij Marja aan, zette zijn accent in de gladde Hollandse versnelling en zei:
'Wat heb jij mooie ogen.'

In de auto zette ik Child op. Het was maar een eindje naar Eindje.


zaterdag 17 maart 2012

Vur Marlies

Het plastic hoesje is rechtsboven gescheurd, maar de stift heeft al die jaren gehouden. Naast het rood van POELS/GIESEN staat de paraaf van Jack Poels. Onder 'LIJN' dat weer na HOLLAND en AMERICA komt staat het: 'Vur Marlies'.















Die tekst is het bewijs van mijn eerste twee zinnen die ik met Jack Poels sprak. Ik ben nooit een handtekeningenjager geweest, maar ik had het cd'tje blijkbaar toch bij me gestoken voor we naar Berlage fietsten. Voor het optreden, na de soundcheck, stond hij bij het trapje dat naar beneden ging, richting de krochten van de kroeg die voor mij onbereikbaar waren. Ik leegde mijn glas en 'liep aan'. Je bent import-Brabander of je bent het niet.
Het is een beslissing die je in een split second neemt en dan kun je niet meer terug. Ik heb het ook vaak met bestellen in een restaurant. Dan neem ik me garnalen voor en dan hoor ik: 'Pepersteak, medium graag' uit mijn mond komen. Dan kun je er trouwens donder op zeggen dat je daarna denkt: had ik toch maar garnalen besteld. Andersom, idem. Ik twijfel wat af.
Ik moest nog doorlopen ook, want hij maakte aanstalten naar beneden te gaan. Volgende keuze: in het plat aanspreken of in het Nederlands. Onze dialecten verschillen nogal. Hij herhaalde het toen hij op het hoesje schreef: 'Vur Marlies'. Hoe kwam ik trouwens aan die stift?
Mijn derde zin volgde een paar weken later. Ik was in Deventer op bezoek bij een vriend en 's avonds gingen we naar de kleine zaal van de schouwburg om de Holland America Lijn te zien. Vooraf aten we Mexicaans in een restaurant in de Deventer binnenstad. De eerste Corona's arriveerden ongeveer tegelijkertijd met het bandje van de avond. Voorop: Leon Giesen, daarachter gitarist Jac Bico en drummer Arthur Bont. Jack sloot de deur. Ik zat verkeerd, want met mijn rug naar het gezelschap. Af en toe keek ik even om en met dat beeld probeerde ik dat wat ik hoorde kleur te geven. Bico las De Volkskrant, Leon Giesen was druk en liet Corona na Corona doorkomen, de drummer zat met gloeiende oren te stralen en Jack, die was helemaal Jack.
Een erg mooie juffrouw kwam de bestelling opnemen. Jack hield haar met een praatje over de Mexicaanse restaurantsector in het algemeen en die in Deventer in het bijzonder nog even bij de tafel.
'Kijken ze?' vroeg ik toen ze wegwiegde.
'Ja, allemaal,' glunderde mijn vriend, 'en de drummer nog het meest.'
's Avonds zat ik op de eerste rij. Het publiek mocht de toegift bepalen. Het meisje dat naast me zat, riep om 'Allermooiste Fout'. Ik zei: 'Hij zegt niks'. Hij herhaalde het toen hij het inzette: 'Hij zegt niks'. Poels en ik, we hebben weinig woorden nodig.




zondag 11 maart 2012

Oom Wim

Oom Wim praat zoals hij schrijft: met krullen. In zijn stem zit een bas die een normale boodschap een lading van staatsbelang meegeeft. 'Ik blief wel suiker in mijn koffie, dat is correct, Ralf.'
Oom Wim is met afstand mijn favoriete oom van de kouwe kant. Hij houdt net als ik van taal, hij formuleert dat 'houden van' alleen heel anders. Oom Wim zegt bijvoorbeeld:
'Ik mag graag wat gedichten tot me nemen.'
Hij kijkt erbij alsof hij die gedichten daadwerkelijk proeft op zijn tong. Ik kijk zo alleen als ik asperges eet. Bij gedichten, nooit!
Tijdens het kraambezoek sprak hij over Wim Daniëls en Rutger Kopland. Gisteren lag er een gele envelop op de mat. Afzender: Oom Wim.


Er zat een kopie in de envelop van een column van Wim Daniëls. Sympathiek, dacht ik. Toen ik de column vanochtend op het toilet 'tot me nam', zag ik dat hij met een markeerstift een zinnetje onderstreept had.



Ik las 'Rowwen Hèze' en proefde de woorden op mijn tong:
Straks dan giet 't loos
Straks dan is 't fiest
Van al dat denken aan straks geniet ik nog 't miest...

Ik moest even denken voor ik wist wat ik proefde: Lied vur Limburg. Het smaakte uitstekend.

maandag 27 februari 2012

Wenkbrauw

De parkeerplaats snap ik eerst niet. Ik zie niet wat vak is en wat niet. Ik rijd een rondje, kijk goed, en zie dan één heel mooi plaatsje. Speciaal voor mij bewaard. Dank aan alle goden die dit toch maar weer mooi voor elkaar gebokst hebben.  Of het feit is of fictie weet ik niet, maar die auto naast me lijkt sprekend op de auto van Tren.
'Ga jij hier maar zitten,' zegt Jack en hij dirigeert me tussen Tren en hem in.  De ober vraagt wat we willen drinken. De man heeft een doorzichtig brilmontuur en recht opstaande haartjes die eruitzien alsof ze een voor een in de gel gezet zijn. Iemand die zoveel tijd en liefde aan zijn haar besteedt, moet ook wel een drankje en een hapje kunnen verzorgen. Ik zit hier goed. Meer goed nieuws: we krijgen geen soep. Niet dat de soep in De Schalm slecht is, pas op, dat zeg ik niet. Dat weet ik niet eens.  Jack legt de gouden Koperregel uit: soep is geen toetje. Geen soep is wel een nagerecht.
'Hoe is het met de kroost?' vraagt Tren. Na de vorige Kopershow die ik bezocht braken de dag erna de vliezen. Ik kan voor morgen niets bedenken wat daarvan in de buurt kan komen. Bij lange na niet zelfs.
Ik zit bijna helemaal vooraan vandaag. Rechtsvoor om precies te zijn. Dat is erg leuk, maar ook een beetje raar. De mensen met wie ik een uur geleden aan tafel zat, staan nu recht voor me. Ik weet niet goed hoe ik moet kijken. Ik krijg de neiging om te groeten. Een gedeelte van het optreden staat Jan Philipsen uitbundig voor me te dansen, zijn bas als slagwapen in de aanslag. Zijn tenen lijken om de rand van het podium te krullen. Naar Flipsen kan ik uren kijken. Hij herkent me toch niet. De rode draad van alle Koperbezoekjes is dat ik me elke keer weer even netjes aan Jan Philipsen voorstel. Ik doe het graag.
Jack ziet me wel zitten. We groeten met een wenkbrauw. Na afloop ga ik direct naar huis, het kippenvel van 'Blieve Loepe' nog vers op de armen. Hier in Veldhoven zag ik het mooiste Koper. De auto van Tren staat er nog.




maandag 20 februari 2012

Oma

Vorige week zondag overleed mijn oma. Ze is 93 jaar oud geworden, een respectabele leeftijd waar niets op af te dingen valt. Maar toch, ik ken haar al mijn hele leven. Herinneringen buitelen over elkaar, maar daar hebben jullie niet veel aan. Ik wel.
De bus stopte voor haar huis en met die bus, van de 'EBAD' gingen we naar Heerlen. Om een of andere duistere reden is mijn oma altijd meer gericht geweest op Heerlen dan op Maastricht. Volgens mijn moeder was dat omdat er in Heerlen vroeger een goede 'Schunck' lag. Ik kan me die winkel niet herinneren. Wel herinner ik me dat ik als jongetje een plaat van haar mocht uitzoeken. Ik koos 'Elvis Forever', een dubbelelpee. Vooraf dronken we iets in een lunchroom. Er stond een glazen stolp met broodjes op de bar. Een man die behoorlijk in de olie was, pakte er een broodje uit en zei vervolgens: 'Hé, een broodje.'
Ik zie de verbaasde wat kinderlijke blik die dronken mensen kunnen hebben nog helemaal voor me. Ook het gezicht van mijn oma trouwens die hem de vuilste blik toewierp die ze in huis had.
In haar flat bouwden we tenten onder de tafel. We gingen naar de Valkenier in Valkenburg. Voordat de poort openging, stonden we al voor het hek te wachten. We zijn die dag een keer of dertig in de 'parachutes' geweest. Thuis maakte mijn oma de lekkerste gehaktballen van de wereld en omstreken.
Elke dag belde ze. Een jaar geleden waren dat nog echte gesprekken.
'Wie is ut op sjoal?' Wie is ut mit ut beukske?' Höbse al vakantie?'
En uiteraard de klassieker:
'Kiekste waal good oet?'
De laatste maanden stolde elk gesprek tot één hamvraag:
'Wie is ut mit dèh kleine?'
Daarna werd het stil. Oma sliep veel. Ze werd nog even goed wakker om Oscar, 'dèh leeve', te kussen.

Tijdens de crematie afgelopen vrijdag werd haar foto op een scherm getoond. James zat naast me, stond op en liep ernaartoe. Hij stond voor de foto, keek er lang naar, stil, tilde toen zijn hand op en zwaaide naar haar. Een laatste eresaluut van 'dèh kleine' aan oma Emelie.

zaterdag 11 februari 2012

Oranginaaaaa

Je kunt veel zeggen van koorts, maar ik slaap er doorgaans goed op. Afgelopen week versliep ik twee dagen. Heerlijk. Ik kan niet anders zeggen. Ik droom er ook goed van. Ik ben in die twee dagen op plaatsen geweest die ik al jaren niet meer gezien had en oude ervaringen werden netjes in een nieuw jasje gestoken. Onverklaarbaar vind ik het volgende en daar zou eens iemand op moeten afstuderen: hoe kan het dat een plaats er heel anders uitziet dan de plek in werkelijkheid is, dat je dat weet in je droom en dat je het toch als een volkomen geloofwaardig gegeven accepteert. Of heb ik dat alleen? Hier moet een voorbeeld bij hè?
Ik droomde dat ik in America was. America was America niet en toch was het zonder twijfel America. Het leek voor deze gelegenheid op een middeleeuws stadje dat je op vakantie tegenkomt in de binnenlanden van Spanje of Frankrijk. Smalle steegjes rondom een kerk. 
Zondagochtend 10 uur. Slotconcertweekend. Ik slenterde door de steegjes. Naast me liep Jack Poels. 
'Zullen we een bak friet delen?' zei hij. 
Ook zoiets: zondagochtend 10 uur en dan aan de frieten. Volkomen normaal vond ik het. We liepen naar een klein cafeetje dat me deed denken aan de ouderwetse snoepwinkel die ik ook al eens in een droom bezocht. Ook in America. We stapten het café binnen. Oude koppen aan de bar. Niemand zei iets. De koppen draaiden even om en weer terug. De barvrouw droeg krulspelden. Poels ging friet halen en kwam terug met twee grote flessen bier die sprekend op Oranginaflessen leken, maar dan met een Oost-Europees aandoend etiket. Ik weet dat nog goed, want ik dacht: zou je dat nou wel doen, Poels, het is vroeg en jij moet nog spelen vanmiddag op de Zondag in het Zuiden. Maar dat was allemaal geen probleem zei hij, want hij was vlakbij huis en daar had hij natuurlijk volkomen gelijk in.



maandag 6 februari 2012

Zoethoudertje

Kennen jullie de apenkop? Ik heb het natuurlijk over de geelzwarte dropverrassing die na een halve zak, mits tot je genomen binnen een minuut of vijf, misselijkheid garandeert. De apenkop komt het best tot zijn recht in de benauwde omgeving van een auto. Het voordeel van het primatenhoofd boven andere snoepvarianten is dat hij je dwingt tot dooreten. En dat is, laten we eerlijk zijn, een kwaliteit.
Toen ik net studeerde en derhalve nog een jonge God was met een dito lijf en een geest die niks geleden had, bezocht ik soms een vriend van de middelbare school. Hij woonde in Eindhoven en studeerde daar werktuigbouwkunde. Toevallig woon ik nu op een steenworp van zijn oude studentenkamer. Terzijdes, terzijdes. Bladvulling. Niet opschrijven, Mohriaantje.
Koken had in die tijd niet onze eerste prioriteit. Tijd was kostbaar als saffraan. Hoewel ik toen uiteraard geen weet had van saffraan, laat staan wat ik daarmee zou moeten. We wilden ons geweten in elk geval niet belasten met verspilling van valuable drinking time. De uitkomst lag badend in het licht om de hoek: Da Ching. Da Ching is een Chinees met een kaart als een encyclopedie, minutieus genummerd bovendien. Vermoedelijk nog steeds, maar ik kom er nooit meer. Zeg niet dat ik me niet ontwikkeld heb. Ondanks de ruime keuzemogelijkheid kozen wij, gewoontedieren, altijd voor het volgende verfijnde combinatiemenu: een bak bami 'compleet' per persoon alsmede zo'n witte beker vol met heerlijke rijkgevulde rode zoetzure saus. Uiteraard ook per persoon. Daarmee metselde je een bodem robuust als rotsen die voor geen pallet kleintjes pils vervaard was. Ook een kwaliteit.
Echter! Echter. In kwaliteit zit niet voor niets het woordje tijd. Nou ja, bijna dan. Moraaltje erin gooien? Mooi en verfijnd kost meer tijd dan veel, vet, vol en snel afgeraffeld. Dit mag een zoethoudertje zijn, er komt een exquise maaltijd aan, met mooie kruiden en misschien wel wat saffraan. Hoe ik dat weet? Omdat ik meer weet.

maandag 30 januari 2012

Op fietse

De vertrekhal is vol, maar ik zie hem meteen. Dat krijg je ervan: een tuinbroek, een gitaar en een grote bos donker haar. Een klein echtelijk beraad levert echter niks concreets op.
'Dat is toch die zanger,' zegt Marlies, maar daar heb ik niks aan. Bijna iedereen die je met een gitaar ziet, is óók zanger. Vergeet niet, dit is jaren geleden. Ik zou het nu wel meteen weten. Het vliegtuig naar Memphis is nog niet eens halfvol. Dat is lekker. Het mag dan halfleeg zijn, voor ons zit de gitarist. Toeval? Wacht maar af. Als hij tegen zijn buurman praat, hoor ik het meteen. Daniël Lohues. Verder onderzoek leert dat er een cameraploeg bij hem is. Na twee of drie vliegtuigwijnen durf ik hem aan te spreken, zij het erg onhandig, want mijn eerste vraag gaat niet over hem, maar over Rowwen Hèze. 
Of het leuk is om met Rowwen Hèze samen te werken of iets dergelijks giet ik in een brakke openingsvraag. Er bestaan geen domme vragen, maar deze komt akelig dicht in de buurt. Alsof je de vrouw die je wilt versieren vraagt of ze een mooie zus heeft. Lohues blijft vriendelijk. 
'Die kun je er goed bijhebben ja,' zegt hij. 'Die' verwijst naar de leden van Rowwen Hèze. Wijn ontdooit en ook de aanwezigheid van Marlies helpt een handje. Een paar van die guitige flesjes wijns later bevinden we ons in iets wat ik met droge ogen een geanimeerd gesprek zou durven noemen. Daniël vertelt over de swamps, New Orleans en Beale Street in Memphis. De reis vliegt voorbij. In Memphis stappen we over op een boemelvlucht naar The big easy en weer zitten Lohues en consorten voor ons. In de aankomsthal nemen we afscheid. Dat was dat. Mooi.
Vorige week zat ik achterop de fiets die menig schrijver naar een uitgever gebracht heeft, de legendarische fiets van Willem Bisseling. Hij racete langs de grachten en ik neuriede ''Op fietse'' van Skik. 'Wie doet mij wat,' dacht ik. Eenmaal binnen in het rommelige kantoor van de uitgever, duurde het niet lang - we moesten even langs Bennie Joling - maar toen bracht hij Daniël Lohues ter sprake. 'Hij' verwijst hier naar de uitgever. Nou jullie weer.

vrijdag 27 januari 2012

Dikke deur

De Herengracht is heel lang. Ik schat de plaats van de huisnummers verkeerd in en moet een behoorlijk stuk teruglopen. Dat komt mooi uit. Mijn marge is zo ruim dat ik niet belachelijk vroeg, maar gewoon op tijd aanbel. De deur voelt zwaar als lood en heeft iets intimiderends. Dat hoort zo bij dit soort panden. Sebes & Van Gelderen Literary Agency zetelt op de derde en de vierde verdieping. Ik ben hier nu voor de tweede keer. De eerste keer is ruim een jaar geleden. Sindsdien is mijn vertrouwen heen en weer geschud: gezakt en gestegen als een plaatje in een nationale hitlijst. Af en toe was ik dichtbij opgave. Andere keren scheen de zon slechts gouden stralen.
Dat ik hier nu sta, is een goed teken. Ik ben een stapje dichterbij de uitgave van het Troostboek. Er is belangstelling. De uitgever die ik vandaag spreek, vond het manuscript 'heel leuk' en wil een verkennend gesprek over publiciteit en 'hoe ik het boek voor me zie'. Dat gesprek gaat zo plaatsvinden. Samen met Willem, mijn agent.
Ik bel aan, duw de zware deur open en beklim de trappen. Boven doet een fraaie dame open en biedt me koffie aan. Mijn agent is nog even in gesprek. Ik wacht op een van de twee stoeltjes als een ouder die op de ouderavond van zijn kind wacht. Aan de muur hangen ingelijste kaften van boeken. Gustaaf Peek, Robert Vuijsje en Ivo Victoria. Achter de deur hoor ik een schrijfster praten over haar uitgave. Ze heeft het over 'de eerste tienduizend exemplaren' en de uitgave in de Verenigde Staten. Ik klooi wat met mijn telefoon om me een houding te geven. Ik tik 'Amerika' en 'Nerveus' bij notities. Ik wacht rustig af. Ik ken mijn plaats.
Terug in de trein verander ik 'Amerika' in America. 'Nerveus' wis ik.

dinsdag 17 januari 2012

Sneakers

Gisteren liep ik over straat en toen zag ik dat een vrouw naar mijn nieuwe sneakers keek. Ik weet wel waarom hoor, maar ik deed alsof ik niet zag dat zij keek. Ze keek toen nog eens. Zo zijn ze. Nu op een niet te missen manier. Gewoon genegeerd. Als ik moet reageren op elke blik van vrouwen heb ik er een dagtaak bij. Kan niet. Zeker nu niet. Ik zit in een pressure-cooker.
Die term hoorde ik voor het eerst op een training.
'De pressure-cooker methode betekent dat de 'probleemeigenaar' aan tafel gaat met verschillende partijen om zo snel tot een oplossing te komen.'
Nou jullie weer. Ook een vak natuurlijk: dit soort termen verzinnen. Probleemeigenaar. Haha. Gekkies.
Ooit volgde ik een cursus op mijn school die ook door directieleden gevolgd werd. Jaja. De visie of missie, ik haal die altijd door elkaar, moest in een tekstmal voor het personeel gegoten worden. Klein conflicterend belang was dat voorkomen moest worden dat allerlei zeurpieten op hoge poten de directiekamers plat zouden lopen. Tenminste dat was mijn lekenconclusie. Dan ontkom je niet aan een pressure-cooker en daar zat ik toen dus in. Ik was na afloop afgebrand. Dat weet ik wel.
Als probleemeigenaar van het Troostboek sta ik nu op een kruispunt. Binnen nu en twee weken weet ik hoe het ervoor staat en jullie dus ook. Jullie kennen mij; ik deel alles met jullie. Ach, het wordt hoe dan ook mooi. Jack Poels sprong vorige week even de pressure-cooker in en haalde meteen heel veel druk weg. En zie: vandaag herschreef, nee reviseerde ik een stuk alsof ik een antibioticum over een ontstoken zenuw sprenkelde. Beetje gekunsteld dit. Teveel kruit verschoten vandaag. Willen jullie dan misschien mijn nieuwe sneakers zien?




maandag 9 januari 2012

Niks

Morgen mag ik weer. Lesgeven. Mijn hoofd is er nog niet echt bij. Ok, ik heb vanochtend een laatste restje proefwerken nagekeken, maar dat mag geen naam hebben. Er moet heel veel komende weken. Dat maakt me onrustig. Dat is iets genetisch. Wij Mohrens en 'moeten', nee, dat is geen gelukkig Houwelijck.
Havo 5 doet bijvoorbeeld mondeling over, naar ik met heel mijn hart, ziel en zaligheid hoop, gelezen boeken. Vermoedelijk maak ik me er drukker om dan sommige leerlingen. Dat moet eigenlijk andersom. Leerpuntje. Hoewel ik niemand gun dat hij of zij zich zo druk maakt als ik.
Na een vakantie heb ik het altijd: een totaal gebrek aan overzicht. Hoe heet iedereen ook weer? Waar ben ik eigenlijk gebleven? Nu is het nog erger. Ik moet uitkijken dat ik morgen de goede kant oprijd. Drie weken rende ik de school uit: het kopje koffie halfvol en de vlaai half op. Ik herinner me dat ik nog overwoog de vlaai mee te nemen in de auto.  'Op de voeoes'. Verstaat u dat? Niet gedaan. Had makkelijk gekund, want de vliezen mochten dan inderdaad gebroken zijn, de kleine had nog even eigen plannen.
Maar goed, morgen mag ik dus weer. En net nu loopt mijn hoofd om. Nieuwe plannen terwijl de oude nog niet afgerond zijn. Ik ben niet heel geduldig van aard. Toch heb ik de laatste tijd vaak ge-ijsbeerd in plaats van gemaild. Mijn vingers afgekloven in plaats geschreven. Ik heb er zakken Engelse drop bij leeggegeten en handenvol van die Japanse mix die zo stinkt. Ik heb er zelfs weer sigaretten bij opgestoken. Stom ja. Ik weet het. Dat krijg je ervan. Vanochtend was ik het ineens zat. Het heft in eigen handen, de koe bij de hoorns en desnoods doen we het allemaal heel anders. Dat dacht ik. Ik stond ermee op. Marlies keek me vanochtend aan en vroeg wat er was: 'Niks,' zei ik. Want dat zeg ik dan.