foto: Pascal Muller

Pagina's

maandag 25 april 2011

Skinnie in America

Vlak voor twaalven, op de rand van tweede paasdag, sta ik in de Zilverstroat voor 'Station America'. Op het terras zitten locale Americanen die het feest van Zijn Opstanding luidruchtig vieren. Ze doen dat door die andere Koning, die van het blond schuimend bier, stevig te omhelzen. Het is er de avond voor, daar niet van. De lucht mag inmiddels wat afgekoeld zijn, de stevige armen nogal eens gesierd met een tribal of andere versiering blijven zichtbaar. Armen die ik op de plaatselijke kermis wel zo'n bal de machine zie inslaan. Tot de meter uitslaat. 
Om acht uur die avond hield ik het niet meer. 
"Ik rijd toch nog even naar America," zei ik tegen Marlies.
 En daar ging ik: de paden op, de lanen in, over een nagenoeg lege A67, met een pracht van een rode bal in mijn achteruitkijkspiegel. Ik moet zeggen dat ik behoorlijk tevreden met mezelf rondtufte. Het enige wat miste, was een auto die mijn gevoel ook maar enigszins op een fatsoenlijke manier ondersteunde. Sinds mijn vrouw en ik te innige banden met de Wegenwacht dreigden te krijgen, hebben we voor degelijkheid gekozen. Geen half werk, want we hebben het lelijkste alternatief voorhanden gekozen.  Nee, ik noem geen merk en type. Ik laat het hierbij.
Daar op de Zilverstroat stond trouwens de auto die wel precies paste bij mijn stemming: een grijze Ford Granada. Begin jaren 80 schat ik. Zo'n auto waar je de armen met goed fatsoen uit de ramen kan hangen. Bij die auto stond de held van deze avond een Perzisch tapijt naar binnen te laden. Daarop had hij die avond gedreven staan spelen. Samen met zijn band. Voor een publiek van aandachtige luisteraars, gulzige bierdrinkers en een paar van zijn herbergcompanen. 
Even daarvoor had hij zijn laatste noot van de avond gespeeld. Tren en Jack vroegen hoe hij het vond:
Skinnie zei het zacht, voor zichzelf en als antwoord: "Dit is het mooiste wat er is, lekker spelen."
Op de terugweg heb ik mijn linkerarm naar buiten laten hangen. Mijn elleboog steunde op de raamlijst. Dat ging eigenlijk best. Bovendien was het donker.


vrijdag 22 april 2011

Troostvoer

De hele week zit er al een stukje in mijn hoofd, maar het stroomt maar niet naar mijn vingers. En dat terwijl het onderwerp zo eenvoudig is.  Het gaat over mijn witte vrienden met hun guitige kopjes die groeien onder de grond: de mollen onder de groente. Je hebt ze ook in het groen, maar dat vind ik toch een ander genre. Let op: ik discrimineer niet. Hoewel, geef mij in het geval van asperges toch de witte maar. Daar ben ik heel eerlijk in.
Omdat ikzelf dagelijks 'groei' in het onderwijs denk ik in schooljaren. Als de asperges komen, gaat het met het schooljaar de goede kant op. Carnaval is voorbij. Het weer is beter. De examenklassen gaan hun examens maken.  Ik kan op de fiets naar school zonder me in een zweterig regenpak te hijsen. Ook niet onbelangrijk: ik kan de zomervakantie bijna zien. Dus, als ik eenmaal asperges kan eten, zit het goed en komt het goed. 
Vorig jaar helemaal, ik at ze aan een zonovergoten Maas met die bekende zanger en twee mooie vrouwen van wie ik er één ook nog eens de mijne mag noemen. Dat was voor het boek. Ik doe alles voor het boek. Misschien moet ik zeggen dat dat stukje mislukt is en dat het over moet. Dat doen ze bij films ook: nieuwe takes maken. De asperge is mijn ultieme troostvoer op een moment dat er meestal niet veel te troosten meer valt. Tot vorige week.
Als ik ze zelf maak, haal ik ze altijd op dezelfde plek. In Oirschot. Van de zoon des huizes was ik mentor en één van de dochters heb ik ook lesgegeven. Ik ken de ouders dus niet alleen van de asperges, maar ook van ouderavonden op school. Altijd als ik er kom, maak ik een praatje over de vervolgopleiding van hun kinderen en vragen ze mij naar het werk op school. Het zijn betrokken, aardige mensen. 
Afgelopen zaterdag stond ik in de rij. Ik zag de eigenaresse niet. Dat komt wel vaker voor. Soms is het druk en werkt zij achter de schermen. Misschien had ze even pauze. Mijn blik dwaalde af, schuurde langs en bleef toen vastgespijkerd hangen op een foto die in een fotolijstje op de vensterbank stond. Het was een foto van haar. 
Die avond aten we asperges zonder woorden.

dinsdag 12 april 2011

Vakantie in Geleen

Tja, wat moet ik ervan zeggen: het waren vier schitterende dagen. Elke dag vroeg ik in de pauze aan de herbergier wat hij van het publiek, van jullie dus, vond. Hij reageerde dan altijd een klein beetje geïrriteerd.
'Dat kun je nu helemaal niet zeggen, je moet dat even laten bezinken. Volgende week hebben we het er over, dan kun je pas oordelen.'
Als ik zei dat ik het publiek wat matter vond dan de avond ervoor zei hij dat dat niet waar was.
'Ze luisteren juist goed.'
Als ik zei dat ik het wel rumoerig vond, zei hij:
'Die mensen zijn juist enthousiast, laat ze, dat is juist leuk.'
Je praat hem niet omver, die Emil. Jullie weten wat ik bedoel.
Het is nu volgende week en ik voel de behoefte om te oordelen ook helemaal niet meer. Ik snap nu beter wat hij bedoelde. Elke dag is anders. Het lijkt het onderwijs wel.
Mijn vraag aan Emil had eigenlijk met het volgende te maken. Jullie weten dat ik nieuwsgierig ben. Benieuwd naar de wereld achter de schermen. Hoe leg ik dit goed uit. Noem me gek, maar bij elk optreden waar ik naartoe ga, vraag ik me af wat de artiest in kwestie er eigenlijk zelf van vindt.
'Zeg Bono, wat vond je er nou eigenlijk zelf van, vandaag?'
En het gaat nog verder. Als ik iets zie wat heel veel indruk op me maakt, wil ik eigenlijk ook dat die artiest net zo'n ervaring heeft. Dat hij of zij ook denkt: verdorie, wat was het toch leuk vanavond in Tivoli in Utrecht. Hier doe ik het voor. Mijn leven heeft zin. Ga maar door. Vul nu zelf maar in hoe gek je het wilt hebben.
Waarom ik dat zo belangrijk vind, weet ik eigenlijk niet precies. Ik heb uiteraard wel een idee. Anders was ik er niet over begonnen. Dan had ik wel wat verteld over Livarworsten, de gitaar van Jack met de ledlampjes (bestaat die nou wel of niet?) of koperen ketels op hoofden tijdens een nachtelijk drinkgelag. Dat idee is het volgende. Ik wil graag een ervaring delen. En dat kan alleen maar helemaal als die van twee kanten komt.
Zal ik nog een leuk voorbeeld geven? Stel: je bent heel erg verliefd op een mooie donkere/blonde/ roodharige vrouw met hele lange benen, ogen om in te verdrinken en opgestoken haar die ook nog eens humor heeft, buitenspel snapt en kuiltjes in de wangen heeft. Zit het beeld in de hoofden? Dan ga ik verder. Dan is het toch een eh meerwaarde als die vrouw die verliefdheid met je deelt? Voor jou dan bedoel ik, niet voor haarzelf. Dat zou narcisme ten top zijn.
Ik voel het einde van dit stukje naderen. Bedankt voor het meedenken. Voor mij was Herberg de Troost alle dagen een gedeelde topervaring tussen band en publiek, jullie dus. Want geloof me nou eens één keer op mijn woord: Jack, Tren, Skinnie, Mo en Sjoerd, Karlijn, Emil, Bart Storcken en Bart Oostindie, de dichter, de blazers; iedereen die meegewerkt heeft aan Herberg de Troost 2011, vond hetzelfde:
Het waren vier schitterende dagen. Of in Trens woorden:
'Het was vakantie in Geleen.'

zaterdag 9 april 2011

Mensenmuziek!

De herbergtrein is op stoom. Dat mag ik hier wel zeggen denk ik. Ik heb tenslotte twee optredens gezien. Twee avonden met een eigen gezicht trouwens.  'Elke avond is anders,' zei herbergier Emil Szarkowics gisteravond laat tegen mij.
'Je mag ze niet vergelijken; volgende week denken we terug en dan kunnen we pas zeggen wat de mooiste avond was.' 
De overeenkomsten dan.  'HET' is er weer. Net als vorig jaar.  De aankleding en de hapjes kloppen. Er is een nieuwe dichter die prachtig vertelt over de 'uilen van de nacht'. Luisteren dus! Uiteraard zijn er verrassingsoptredens. Denk aan Elvis én aan Limburg, dan raad je de eerste. De tweede kent u van de eerste serie. Als ze zingt, vallen de sterren boven de Geleenbeek vanzelf omlaag. 
Én er is 'Troostvoer'. Letterlijk bereid door Peter de kok. Figuurlijk in elkaar gedraaid met medewerking van de hele band en de entourage eromheen en prachtig vormgegeven door Louk Derks. Afgelopen tijd deed ik een beetje geheimzinnig over mijn afwezigheid hier. De oorzaak kent u nu: Troostvoer. We hebben hard gewerkt aan de eerste editite van dit blad dat we onder elkaar 'De Matty' noemen.  En we zijn er blij mee. Die 'We' bestaat trouwens voor een groot gedeelte uit Shirley Domingus. Shirley schrijft aan het kookboek 'Troostvoer' en samen met haar maakte ik 'Troostvoer', het blad. De Matty moet de herbergavonden vangen en het herberggevoel typeren. Ik denk dat ons dat gelukt is. We hadden er wel een heel boekje voor nodig. Dat is niet erg, want dan heb je ook wat.

Soms zijn er echter mensen die maar één zin nodig hebben om te zeggen waar het op staat. Donderdagavond laat zat ik naast Skinnie op een bankje op het binnenplein van De Biesenhof. Hij keek tevreden en mijmerde hardop. 
'Eigenlijk zou je hiermee een jaar moeten touren. Dit slaat overal aan.' 
Hij wachtte even, keek omhoog de Geleense nacht in en zei:
'Dit is mensenmuziek, daarom.'
En dat is het: mensenmuziek. En als je dat doortrekt: de hele herberg is menselijk en daarom zo mooi.



donderdag 7 april 2011

De bom

En ineens waren ze er weer: het kruit en de vonk. Het wordt 'de bom' morgen. En vrijdag. Net als zaterdag en zondag. Ik mocht in Geleen zijn en ik ben net terug. Ik ben vanavond uw ogen geweest. Maar geloof me; het is geen moeite. Ik doe het graag. 
De setlist is doorgenomen. De lichten hangen. Het geluid klinkt. Er is champagne ontkurkt, met spullen gesjouwd, fijn getuned en stomend gejamd. Er zijn sigaretten gerookt, pilsen gedronken en akkoorden uitgewisseld. 

Uw herbergschrijver gaat zich nu terugtrekken in de echtelijke sponde, want morgen... ja morgen! En vrijdag ook. Net als zaterdag en zondag. U hoort van mij de komende dagen.  
Ik ben geen fotograaf zoals u ziet, maar ach, het gaat om het idee.



Op de laatste foto ziet u een voet. De eigenaar van deze voet zag dat het goed was....

Ik zie jullie in Geleen!

vrijdag 1 april 2011

Nie opschrieve!

Ik weet niet wat jullie volgende week om deze tijd doen, maar ik sta dan met een grote grijns op mijn gezicht in De Biesenhof in Geleen. Dat is leuk voor me en ik weet zeker dat jullie het me van harte gunnen, maar uiteindelijk kopen jullie natuurlijk weinig tot niets voor mijn grijns.
Gelukkig heb ik ook nieuws voor jullie waar jullie wel wat aan hebben: de band heeft er ook zin in. Wat heet: de band lijkt op dit moment op een gekooid dier dat elk moment uit kan breken. Gisteravond hakte ik de week doormidden in Sevenum. Daar bereidde Herberg de Troost zich voor op de optredens van volgende week. En dat is mooi om te zien. En om te horen uiteraard. Ik zag nummers opnieuw ontstaan en bij een mooie vondst zag ik de ogen van iedereen blinken.
Ik had een nieuw opschrijfboekje bij me. Ik doe dit normaal nooit, maar omdat jullie het zijn, gooi ik een paar zinnetjes die ik opschreef in de groep.
Jack: "Je kunt eigenlijk nooit verkeerd invallen."
Tren: "Misschien moeten we hier alleen een beetje viool doen."
Mo: "Dit is vals, la maar, ik verzin wel wat. Komt goed."
Skinnie: 'A majeur 7, maar dan zonder die, dan is het die geworden."





Die laatste snap ik ook niet hoor, ben maar niet bang.




En Sjoerd? Sjoerd zag ik op een bepaald moment drummen terwijl hij ondertussen in een schijfblok op die grote trommel - waarvan ik niet weet hoe die heet - maten opschreef. Alsof het geen moeite kostte, wat het voor hem waarschijnlijk ook niet doet. Verder was de stapel papieren van Mo weer een grote chaos, droeg diezelfde Mo een leesbril (0.69 eurocent bij de Action),  was Skinnie cool & calm as ever, heerste Tren als een vriendelijke vorst vanachter de piano of de accordeon en deed Jack een Elvis-dansje.









De evaluatie na afloop was ook erg aangenaam, maar helaas niet erg publicabel. Of in Mo's woorden (denk dit in een Sittards dialect als dat lukt, anders gewoon rustig hardop lezen):
"Dit mosse waal neit opschjrieve hè."
Dat zal ik niet doen. Tenminste nu niet. Onderweg naar Eindhoven kreeg ik ter hoogte van Deurne het volgende sms'je:
'Nou weet je ook meteen hoe je het boek moet noemen: 'Nie opschrieve.' Gr. Jack