foto: Pascal Muller

Pagina's

maandag 27 februari 2012

Wenkbrauw

De parkeerplaats snap ik eerst niet. Ik zie niet wat vak is en wat niet. Ik rijd een rondje, kijk goed, en zie dan één heel mooi plaatsje. Speciaal voor mij bewaard. Dank aan alle goden die dit toch maar weer mooi voor elkaar gebokst hebben.  Of het feit is of fictie weet ik niet, maar die auto naast me lijkt sprekend op de auto van Tren.
'Ga jij hier maar zitten,' zegt Jack en hij dirigeert me tussen Tren en hem in.  De ober vraagt wat we willen drinken. De man heeft een doorzichtig brilmontuur en recht opstaande haartjes die eruitzien alsof ze een voor een in de gel gezet zijn. Iemand die zoveel tijd en liefde aan zijn haar besteedt, moet ook wel een drankje en een hapje kunnen verzorgen. Ik zit hier goed. Meer goed nieuws: we krijgen geen soep. Niet dat de soep in De Schalm slecht is, pas op, dat zeg ik niet. Dat weet ik niet eens.  Jack legt de gouden Koperregel uit: soep is geen toetje. Geen soep is wel een nagerecht.
'Hoe is het met de kroost?' vraagt Tren. Na de vorige Kopershow die ik bezocht braken de dag erna de vliezen. Ik kan voor morgen niets bedenken wat daarvan in de buurt kan komen. Bij lange na niet zelfs.
Ik zit bijna helemaal vooraan vandaag. Rechtsvoor om precies te zijn. Dat is erg leuk, maar ook een beetje raar. De mensen met wie ik een uur geleden aan tafel zat, staan nu recht voor me. Ik weet niet goed hoe ik moet kijken. Ik krijg de neiging om te groeten. Een gedeelte van het optreden staat Jan Philipsen uitbundig voor me te dansen, zijn bas als slagwapen in de aanslag. Zijn tenen lijken om de rand van het podium te krullen. Naar Flipsen kan ik uren kijken. Hij herkent me toch niet. De rode draad van alle Koperbezoekjes is dat ik me elke keer weer even netjes aan Jan Philipsen voorstel. Ik doe het graag.
Jack ziet me wel zitten. We groeten met een wenkbrauw. Na afloop ga ik direct naar huis, het kippenvel van 'Blieve Loepe' nog vers op de armen. Hier in Veldhoven zag ik het mooiste Koper. De auto van Tren staat er nog.




maandag 20 februari 2012

Oma

Vorige week zondag overleed mijn oma. Ze is 93 jaar oud geworden, een respectabele leeftijd waar niets op af te dingen valt. Maar toch, ik ken haar al mijn hele leven. Herinneringen buitelen over elkaar, maar daar hebben jullie niet veel aan. Ik wel.
De bus stopte voor haar huis en met die bus, van de 'EBAD' gingen we naar Heerlen. Om een of andere duistere reden is mijn oma altijd meer gericht geweest op Heerlen dan op Maastricht. Volgens mijn moeder was dat omdat er in Heerlen vroeger een goede 'Schunck' lag. Ik kan me die winkel niet herinneren. Wel herinner ik me dat ik als jongetje een plaat van haar mocht uitzoeken. Ik koos 'Elvis Forever', een dubbelelpee. Vooraf dronken we iets in een lunchroom. Er stond een glazen stolp met broodjes op de bar. Een man die behoorlijk in de olie was, pakte er een broodje uit en zei vervolgens: 'Hé, een broodje.'
Ik zie de verbaasde wat kinderlijke blik die dronken mensen kunnen hebben nog helemaal voor me. Ook het gezicht van mijn oma trouwens die hem de vuilste blik toewierp die ze in huis had.
In haar flat bouwden we tenten onder de tafel. We gingen naar de Valkenier in Valkenburg. Voordat de poort openging, stonden we al voor het hek te wachten. We zijn die dag een keer of dertig in de 'parachutes' geweest. Thuis maakte mijn oma de lekkerste gehaktballen van de wereld en omstreken.
Elke dag belde ze. Een jaar geleden waren dat nog echte gesprekken.
'Wie is ut op sjoal?' Wie is ut mit ut beukske?' Höbse al vakantie?'
En uiteraard de klassieker:
'Kiekste waal good oet?'
De laatste maanden stolde elk gesprek tot één hamvraag:
'Wie is ut mit dèh kleine?'
Daarna werd het stil. Oma sliep veel. Ze werd nog even goed wakker om Oscar, 'dèh leeve', te kussen.

Tijdens de crematie afgelopen vrijdag werd haar foto op een scherm getoond. James zat naast me, stond op en liep ernaartoe. Hij stond voor de foto, keek er lang naar, stil, tilde toen zijn hand op en zwaaide naar haar. Een laatste eresaluut van 'dèh kleine' aan oma Emelie.

zaterdag 11 februari 2012

Oranginaaaaa

Je kunt veel zeggen van koorts, maar ik slaap er doorgaans goed op. Afgelopen week versliep ik twee dagen. Heerlijk. Ik kan niet anders zeggen. Ik droom er ook goed van. Ik ben in die twee dagen op plaatsen geweest die ik al jaren niet meer gezien had en oude ervaringen werden netjes in een nieuw jasje gestoken. Onverklaarbaar vind ik het volgende en daar zou eens iemand op moeten afstuderen: hoe kan het dat een plaats er heel anders uitziet dan de plek in werkelijkheid is, dat je dat weet in je droom en dat je het toch als een volkomen geloofwaardig gegeven accepteert. Of heb ik dat alleen? Hier moet een voorbeeld bij hè?
Ik droomde dat ik in America was. America was America niet en toch was het zonder twijfel America. Het leek voor deze gelegenheid op een middeleeuws stadje dat je op vakantie tegenkomt in de binnenlanden van Spanje of Frankrijk. Smalle steegjes rondom een kerk. 
Zondagochtend 10 uur. Slotconcertweekend. Ik slenterde door de steegjes. Naast me liep Jack Poels. 
'Zullen we een bak friet delen?' zei hij. 
Ook zoiets: zondagochtend 10 uur en dan aan de frieten. Volkomen normaal vond ik het. We liepen naar een klein cafeetje dat me deed denken aan de ouderwetse snoepwinkel die ik ook al eens in een droom bezocht. Ook in America. We stapten het café binnen. Oude koppen aan de bar. Niemand zei iets. De koppen draaiden even om en weer terug. De barvrouw droeg krulspelden. Poels ging friet halen en kwam terug met twee grote flessen bier die sprekend op Oranginaflessen leken, maar dan met een Oost-Europees aandoend etiket. Ik weet dat nog goed, want ik dacht: zou je dat nou wel doen, Poels, het is vroeg en jij moet nog spelen vanmiddag op de Zondag in het Zuiden. Maar dat was allemaal geen probleem zei hij, want hij was vlakbij huis en daar had hij natuurlijk volkomen gelijk in.



maandag 6 februari 2012

Zoethoudertje

Kennen jullie de apenkop? Ik heb het natuurlijk over de geelzwarte dropverrassing die na een halve zak, mits tot je genomen binnen een minuut of vijf, misselijkheid garandeert. De apenkop komt het best tot zijn recht in de benauwde omgeving van een auto. Het voordeel van het primatenhoofd boven andere snoepvarianten is dat hij je dwingt tot dooreten. En dat is, laten we eerlijk zijn, een kwaliteit.
Toen ik net studeerde en derhalve nog een jonge God was met een dito lijf en een geest die niks geleden had, bezocht ik soms een vriend van de middelbare school. Hij woonde in Eindhoven en studeerde daar werktuigbouwkunde. Toevallig woon ik nu op een steenworp van zijn oude studentenkamer. Terzijdes, terzijdes. Bladvulling. Niet opschrijven, Mohriaantje.
Koken had in die tijd niet onze eerste prioriteit. Tijd was kostbaar als saffraan. Hoewel ik toen uiteraard geen weet had van saffraan, laat staan wat ik daarmee zou moeten. We wilden ons geweten in elk geval niet belasten met verspilling van valuable drinking time. De uitkomst lag badend in het licht om de hoek: Da Ching. Da Ching is een Chinees met een kaart als een encyclopedie, minutieus genummerd bovendien. Vermoedelijk nog steeds, maar ik kom er nooit meer. Zeg niet dat ik me niet ontwikkeld heb. Ondanks de ruime keuzemogelijkheid kozen wij, gewoontedieren, altijd voor het volgende verfijnde combinatiemenu: een bak bami 'compleet' per persoon alsmede zo'n witte beker vol met heerlijke rijkgevulde rode zoetzure saus. Uiteraard ook per persoon. Daarmee metselde je een bodem robuust als rotsen die voor geen pallet kleintjes pils vervaard was. Ook een kwaliteit.
Echter! Echter. In kwaliteit zit niet voor niets het woordje tijd. Nou ja, bijna dan. Moraaltje erin gooien? Mooi en verfijnd kost meer tijd dan veel, vet, vol en snel afgeraffeld. Dit mag een zoethoudertje zijn, er komt een exquise maaltijd aan, met mooie kruiden en misschien wel wat saffraan. Hoe ik dat weet? Omdat ik meer weet.