foto: Pascal Muller

Pagina's

zaterdag 31 december 2011

Wat vond je er eigenlijk zelf van?

Het beste nieuws van 2011 hebben jullie hier al uitgebreid kunnen lezen. Dat hebben jullie ook gedaan getuige alle 'hits' en reacties. Dank daarvoor. Maar echt!
Nou is deze blog natuurlijk in het leven geroepen om de voortgang van en de perikelen met het herbergboek te bespreken. Als ik daarnaar kijk, ben ik niet ontevreden. Ik probeer wekelijks een stukje te brouwen. Dat lukt meestal wel, maar ik vind het soms lastig om de link naar de herberg te maken. Zeker als er weinig nieuws is of ik in de onhandige wachtmodus zit waar ik me eigenlijk nog steeds in bevind, moet ik de herberg er met de haren bij slepen. Dan waag ik me ook voorzichtig op Americaans terrein; ik heb het idee dat jullie dat geen ramp vinden. Het boek dan: tot nu toe zijn er twee uitgeverijen die (een zekere) belangstelling tonen. Hoe concreet die interesse is, kan ik nog niet inschatten. Dat vind ik soms wel frustrerend en ik ben ook wel toe aan een nieuwe stap in het proces. Uiteraard houd ik jullie op de hoogte. Sterker nog: als ik echt een nieuwe fase inga, schreeuw ik het hier van de daken. Ik noemde het 'functioneringsgesprek' met Jack Poels net niet voor niets. Johan Cruijff zei ooit op zijn eigen onnavolgbare wijze: 'Ik houd van werken, maar alleen van werken waar ik van houd.' 
Ik ben dat met JC eens. Prutsen aan het boekje voor 'Manne van Staal', de Troostvoer, de site van Jack of deze blog: het kost tijd, maar werken kan ik het niet noemen. Ik word er vrolijk van. Die activiteiten ga ik uitbreiden in 2012, maar dat vertel ik nog wel. Verder hoop ik dat het Troostboek er echt komt in 2012.
Daarnaast wil ik graag de kaalheid nog een jaar uitstellen en mijn buik houden zoals hij nu is.
En jullie, beste lezers en lezeressen gun ik ook al het goede van de wereld en vooral veel energie en weinig kopzorgen! Maak er wat moois van. Tot in 2012.


Teaser

'O, we hebben een functioneringsgesprek,' grapte Jack vanachter zijn lobster roll toen ik vroeg hoe hij vond dat het ging. Het functioneringsgesprek, kent u dat? Meestal wordt het door de werkgever verkocht als een dialoog waarin zowel werkgever als werknemer kunnen aangeven wat goed gaat en wat verbeterpunten, aandachtspunten, speerpunten, valkuilen, doelen, goals en meer van dat moois zijn. Vul maar in wat bij jouw werkkring past. Geloof me nou maar, het komt op hetzelfde neer. Of je baas het nou heeft over: 'Wat heb je nodig om je doelen te bereiken?' Of dat hij zegt: 'Welke tools ga je inzetten om je omzet te halen?' Hetzelfde laken, één pak. Geleuter. Alleen verdien je bij het tweede bedrijf waarschijnlijk meer geld. Natuurlijk is het geen echte dialoog. Kom op zeg. Geen enkele werkgever zal gespannen zijn voor een functioneringsgesprek omdat hij bang is voor de kritiek van zijn werknemer. Andersom komt dat natuurlijk wel degelijk voor. Je hoort het aan de koffietafel: 'Ik zeg gewoon dat ik dit en dat en zus en zo ga ontwikkelen en dan zal het wel goed zijn en anders bekijkt ie het maar mooi met zijn speerpunten.'
Met Jack Poels voer ik inderdaad geen functioneringsgesprekken. We gaan eten. Hij houdt in de gaten dat de sushi's netjes verdeeld blijven tussen ons tweeën. We praten over oude auto's, zijn ene en zijn andere bandje, het thuisfront, vrouwen en inderdaad ook even over zijn site. Ik doe mijn best en hij laat subtiel merken dat hij dat ziet. Dan bestellen we koffie en na afloop heb ik alleen nog maar meer zin om er flink tegenaan te gaan. Kijk, dát is management.
Zo'n gesprek wil ik eigenlijk op de rand van 2012 ook eens met mezelf voeren. Dat ga ik nu doen. Voor twaalf uur ben ik bij u terug. Als dat geen teaser of cliffhanger is, dan weet ik het niet meer.


zondag 18 december 2011

Oscar

Na drie lesuren is het eindelijk pauze. Ik prik met mijn vork in de vlaai en denk aan gisteren. Zeven uur les. Naar Eindhoven, Jack Poels ophalen van het station. Sushi eten en zorgen dat de zanger op tijd in de schouwburg is. Daarna mag ik naar de Kopershow. Voor de derde keer. Deze keer zit ik toevallig naast Denvis, de Eindhovense zanger die een goede vriend van Leon Verdonschot is. Leon schreef Denvis. Een rockroman. Ik heb het boek opgevreten. Ik let op Denvis. Of hij klapt, of hij lacht. Ja en ja. Beelden flitsen als dia's langs. Jan Philipsen die een zakje chips eet. Smaak: 'gewoon'. En daarna ineens verdwenen is. Niks geks dus. Tren die zijn ogen in de pauze tot spleetjes knijpt om op afstand goed te kunnen zien, Martîn Rongen die even vriendschappelijk op mijn arm tikt en Fons, een man van staal die zeven grote herenpilzen in een recordtempo wegklokt. Ik bevoel de spruitjesplant die kok Amaro meeneemt en zie Jack in een heel kort filmpje als hij  'Manmanman, wat is dit lekker' de sashimi prijst.  Dan trilt het in mijn broek. Ik kijk op het schermpje. Marlies. Vliezen vermoedelijk gebroken.
Een uurtje of dertig later rijden we naar het ziekenhuis vijf minuten verderop. Ik overdrijf, voel me een hele piet, toeter op een nietsvermoedende automobilist die de tijd neemt en waan me even een New Yorkse taxichauffeur. De enige stoere hier is mijn vrouw die alles wat op haar weg komt, wegpuft. En ik hang de taxidriver uit.  Aan de kant. We komen eraan. Maar, ik word ook aangevuurd door Marlies en gelijk heeft ze: het gaat ook hard. Twee minuten geleden was er nog nauwelijks weeënactiviteit en nu zijn de rapen gaar en is de boot aan.
Een dik uur later kijkt ze in mijn ogen: 'We hebben een mooi kereltje gemaakt, vader.'
En daar heeft ze vol-ko-men gelijk in. Mijn leerlingen die enorm meeleven - er wordt nog nét niet gegokt op de naam en het geslacht van de nieuweling- zullen Oscar waarschijnlijk een baas noemen. Of beter nog, ze zeggen: 'Oscar is een eindbaas.'

En ook daar hebben ze vol-ko-men gelijk in.


maandag 12 december 2011

Soep van gister

Op mijn schrijfdag notabene kijk ik 60 keer een schrijfopdrachtje na over Het Diner van Herman Koch. Havo 4-leerlingen moeten aangeven waarom ze vinden dat het boek wel of niet De Inktaap moet winnen. Die aap is een prijs. Ik ben er klaar mee. God zij geloofd en geprezen, want dat was me een bevalling.
Over bevallingen gesproken: geen sjoege. Over diners gesproken: drie deze week. Afgelopen vrijdag at ik  met een stel oud-collega's bij Ege, een lief Turks restaurantje hier in Eindhoven. Numero twee vond gisteren plaats. Samen met mijn wettige echtgenote vierde ik een overwinning waar ik verder geen mededelingen over kan doen omdat dit de plaats er niet voor is. We aten bij Salathai, toevallig om de hoek bij die schattige Turk van vrijdag. Magisch eten. Ik kan er niets anders van maken. De soep der soepen bijvoorbeeld, die ik meteen mentaal vastlegde en waar ik vandaag tussen het nakijken van die springapen door af en toe een lepeltje van nam. U wilt de mentale afdruk van dit Troostvoer weten?

TOM YAM GAI
Spicy soup with chicken and limejuice
Pittige soep met kip en limoensap


De soep staalde mijn geest;  ik roste de laatste apen erdoorheen. Daarna zocht en vond ik Poelsnieuws en bouwde een klein stukje. Kijk maar hier.

De rest van de dag heb ik voor mezelf. Plannetjes bedenken, hengels uitgooien en als ik het even niet weet, neem ik een hapje soep van gister
Het derde dineetje? Woensdag. En donderdagavond, bam, een nieuw stukje hier. Beetje druk op de ketel! 


maandag 5 december 2011

Koffertje

Net een koffertje ingepakt. Het staat een beetje in de weg. Vannacht drong het ineens tot ons door; het koffertje staat nog niet klaar!  Wat wel leuk is: we hebben een echt koffertje. Een proto- of archetype des koffers. Sommige moeders in verwachting nemen het koffertje niet letterlijk.  Die denken dat handigheid of hipheid belangrijker is en dat een tas ook wel kan. Kan niet. Het moet een koffertje zijn.
Waarom zegt u? Gewoon. Omdat het moet.

'Waarom moeten we dit kennen, meneer? Wat heb je hier aan?'
Je hebt hier niks concreets aan, maar je hebt nou eenmaal gekozen voor het atheneum en daar hoort bij dat je soms dingen doet die niet meteen een aanwijsbaar praktisch nut hebben. Gewoon om je geest te scherpen en anders is het vast wel handig voor de moderne vreemde talen. Het staat trouwens ook leuk op verjaardagen als je weet wie Max Havelaar was. Een linkse hobby, Max Havelaar? Zo zou ik het niet formuleren. Dat zijn jouw woorden. Nee, het zijn geen koeien, maar buffels en ja dat moet je ook kennen. Waarom? Omdat het eh in een notendop prachtig weergeeft waar heel het boek om draait. 

Nou nog even uitzoeken hoe je de maxicosi in de autoriemen snoert en dan kunnen de vliezen breken. Of nee, even wachten nog. De verwarmingsketel lekt. 
'U kunt hem beter vervangen, meneer. Het ding is achttien jaar oud. We hangen zo'n keteltje in een dagje erin. No problemo.
Een offerte? Tuurlijk, als u per se een offerte wil kan dat. U mag wat mij betreft heel Nederland rondbellen, hebben wij geen problemen mee. Bedenk wel dat we al redelijk vol zitten met plaatsingen. Het gaat hard. Zeker in deze tijd. Maar goed, dat is uw keuze.'

Waar liggen de kruiken eigenlijk? We hadden toch ook van die eh jasjes om eromheen te binden? Tegen de warmte ja. Dat wil ik even oefenen namelijk. De vorige keer lukte me dat ook niet. Stond ik daar te klooien terwijl dat mens 'Kruik!' riep. Die kleine heeft natuurlijk ook luiers nodig. Waar liggen die? Ok, dus deze plank is van James en die is van die kleine? Ja, ik zie het ja. Die kleertjes zijn kleiner. 

Nee, ik heb die proefwerken nog niet nagekeken. Ja, ik weet dat het weekend was. Ik ben er wel aan begonnen ja. Hoe het gemaakt is, kan ik nog niet met zekerheid zeggen. Redelijk geloof ik. Nee, hoe jij het gemaakt hebt, weet ik niet uit mijn hoofd. Ja, morgen heb ik ze nagekeken. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Ja, ik weet dat ik dat altijd zeg.

Nee, ik heb nog niks gehoord van uitgevers en nee ik heb dat boekje over de bevalling nog niet doorgelezen. Ja, morgen wel. Want dan kan ik vragen stellen. Precies. Doe ik vanavond. Na of voor Johan Derksen. Nee, Johan Derksen is niet belangrijker. Uiteraard niet zeg. Ik lees het boekje vanavond door. Echt.

Daarna kruipen we wat mij betreft snel het koffertje in. 


dinsdag 29 november 2011

Deal!

Het mag grijs zijn buiten, maar zo voelt het niet. Ik stond vanochtend om half zeven verdacht gemakkelijk op. Marlies maakte me al een keer wakker om vier uur 's nachts. Geen centje pijn. Lachend aanvaard. Ik stelde het zelf voor:
'Als je niet kunt slapen, maak je me maar wakker.'
En zo geschiedde. Ik schijn het volgende gemurmeld te hebben:
'Haha, o ja, dat had ik gezegd hè, dat ik dat gezellig vond.'
Vervolgens draaide ik me om, sliep verder en kreeg een kwartiertje later een snurkwaarschuwing die ik beantwoordde met een welgemeend sorry waar het ook wel eens 'Jahaaaaaa' kan zijn.
Ga ik te snel? Kent u de snurkwaarschuwing niet? Bij ons zijn er grofweg drie mogelijkheden in geval van snurkerijen: ik krijg een officiële waarschuwing, ik krijg een schop, ik word in mijn neus geknepen. Maar goed, ik droeg het als een man. Zal ik maar eens terzake komen? Ik wil namelijk voorkomen dat u denkt dat ik onder de plezierpillen zit.

Ik zit nu, as we speak, in mijn eigen stu-stu-studio! Nou ja 'eigen': naast me bevinden zich twee architecten die heel vriendelijk ingewikkelde huizen ontwerpen.  En dat is mooi, want nu heb ik een rustige plek waar ik me na mijn schoolwerk kan terugtrekken om te werken aan het boek en waar ik bovendien allerlei andere snode plannetjes kan uitwerken. En die plannen heb ik. Daar hoort u binnenkort meer over. U zit hier voor het boek, zegt u?
Ook daar hoort u binnenkort meer over. Deal? Deal!

zondag 20 november 2011

Vrijdagochtend

Atheneum 3 leest. Buiten is het grijs, maar ik hoor de vogels fluiten. Dertig jonge leerlingen zijn helemaal in gedachten. Dat is mooi om te zien. Lekker rustig bovendien. Ik kijk en denk: dit eens niet zelf verpesten. Nu een grap maken en binnen 30 seconden praat iedereen door elkaar. Ik moet me gewoon rustig houden. Soms lacht iemand even, in zichzelf. Net nog, de jongen vooraan die notabene een boek leest dat 'De geschiedenis van de computer' heet. Anderen zijn bloedserieus. Alsof ze mededogen hebben met de personages wat waarschijnlijk ook zo is. Ik zie veel dikke boeken. Deze leerlingen zijn niet bang voor letters. Een paar jongens lezen fantasy-boeken. Dat is altijd zo. Ik zie het aan de letters en aan de titels: 'De alchemist' en 'De grijze jager'. Meisjes lezen ander werk. Boeken over problemen. Met loverboys, drugs of gewicht óf ze lezen een Saskia Noortachtige. Een leerling vooraan leest Oeroeg. Een mooi boek over vriendschap. En achteraan, gedraaid met zijn rug tegen de muur zit Sammie. Zijn elleboog leunt op zijn knie. Door zijn ronde brillenglazen zie ik een halfdichtgeknepen oog. Dan lacht hij een bevrijdende lach. De rest van de klas lacht om zijn lachen. Hij steekt zijn vinger op en zegt: 'Meneer, die Mo Jones, daar kun je mee lachen hè?' Ik knik. Hij houdt de kaft van zijn boek omhoog. 'Niet opschrijven' staat er op.




Het is mooi dromen zo op de vrijdagochtend.

donderdag 17 november 2011

Minimarsjes

Gasttrompettist Hub Boesten eet een zakje chips. Ik sta in de krochten van Cultuurcentrum Deurne. In de gang langs de kleedruimtes als u het precies weten wilt. Het is twintig over elf en Rowwen Hèze heeft zojuist de eerste try-out van de Koper-reprise achter de rug.
'Wil je eigenlijk wat drinken?' zegt Jack Poels.  'Kom.'
We lopen weg van de kleedkamers door een ruimte met lange tafels. Uit een ooghoek zie ik een paar schalen, maar Poels heeft er goed de pas in. Hij slaat de hoek om en dan snap ik zijn tempo. Ik kijk naar een leeg privé barretje dat wacht op bediening. De zanger duikt achter de bar, diept een blikje cola voor mij op uit de koelkast en zet het met een ferme tik op de bar voor me. Ondertussen tapt hij voor zichzelf een pilsje en leunt daarna geroutineerd tegen de tapkraan. Smid komt naast me staan. Kijkt. Zegt niets. Hij tilt alleen zijn wijsvinger heel even op waardoor die in de richting van Jacks glas wijst. De barman is de beroerdste niet, geeft zijn pilsje aan Smid, tapt meteen een nieuwe voor zichzelf en in één moeite door nog één voor Tren die aanschuift. Cafeetje spelen, het leukste wat er is.  Het wordt druk, want de blazers komen binnen.
Ik denk terug aan Eindhoven. De set is opgeschud, de verhalen zijn aangepast. Ik denk ook aan de chipito's van toen en vraag me af wat er op de bandrider staat: de lijst van aanvullende eisen en aangename voorwaarden die een band stelt bij een optreden. Dit cafeetje zal vast geen harde eis geweest zijn, maar wat lag er op die schalen waar Poels zo snel langsliep? Als ik een half uurtje later door de bandmanager via de keuken naar buiten geleid word, kan ik het niet nalaten even goed te kijken. Er liggen minimarsjes en milky ways op. En mandarijnen. Waarom weet ik niet, maar ik stop er een in mijn jas. Vanochtend vond ik hem en ik eet hem dadelijk op, met uw welnemen. En zo niet, dan toch.

zondag 6 november 2011

Soundtrack

'Het lijkt net een hele grote bak bewegend vlees,' zegt Marlies. Het is vrijdag 4 november even na half elf 's avonds en we kijken naar beneden. Rowwen Hèze heeft zojuist met 'Langzaam' het lont aangestoken dat een paar minuten later bij 'Zondag in het Zuiden' het kruidvat laat ontploffen. America schudt en stuitert, siddert en beeft.

Ik kijk naar Marlies, naar haar buik en denk: nog niet geboren en nou al het eerste Slotconcert. Dat heeft hij (m/v) overigens te danken aan de vipkaarten die we kregen, want om nou zeven maanden zwanger beneden tussen die krioelende palinkjes door te stiefelen vond zij geen strak plan. Ik ook niet trouwens. Aan de andere kant schat ik de kans best groot dat de gemoedelijke, met varkensstift ondergekleurde jongelui keurig aan de kant zouden gaan. De tent als een zee die splijt. Toch het risico maar niet genomen, want drank maakt scheel. Dat blijkt ook in de viptent aan het eind van de avond. Nogal wat mannen hebben moeite hun eigen spoor te volgen. Gelukkig zijn er altijd weer vrouwen ter ondersteuning die de man als een gewonde uit de serie Mash naar de uitgang brengen om hem thuis liefdevol toe te dekken. Een glaasje water naast het bed tegen de nadorst die zeker komen gaat. Wat zouden we eigenlijk zijn zonder vrouwen? Denk daar maar eens over na.
Na afloop rijden we naar huis. Voorzichtig. Het is donker en nogal wat fietsers en voetgangers hebben moeite met de rechte weg. Waarom loopt dit feest eigenlijk nooit uit de hand? Het gros van de tent mag niet meer autorijden, maar toch geloof ik niet dat het hier echt om de drank gaat. Tenminste, niet in eerste instantie. Het is eerder een viering van iets wat we misschien wel kwijtgeraakt zijn. In America mag je tegen iemand aanlopen zonder dat je neus met een stomp een ander uiterlijk krijgt. Niemand vraagt je of hij iets van je aanheeft en als je valt, tillen een paar half ontblote reuzen je op. Elk jaar in november gaat de klok even terug naar de tijd dat we de ander niet op voorhand wantrouwend bekeken. Dát is volgens mij wat iedereen een euforisch gevoel geeft. Zeker als dat gevoel nog eens geladen wordt met zo'n dijk van een soundtrack. Heel mooi dat de nieuwe kleine daar al bij mocht zijn.




woensdag 26 oktober 2011

Personages

Toch alweer behoorlijk wat bekende koppen gezien hier. De lange jongen met het loensend oog, het dunne haar en het hazewindhondje, de brandweerman en de oud-politieagent die nu het Indiase winkeltje bestiert. De man die op Ischa Meijer lijkt, maakte de grap die hij duizenden keren gemaakt moet hebben. Op mijn vraag of ik mag afrekenen, antwoordt hij:
'Dat is toegestaan hier.' 
Elke keer als ik hier kom, stap ik een verhaal binnen dat geen einde heeft en waarin tot op zekere hoogte dezelfde personages een rol spelen. Misschien drijft dat me hier wel steeds naar terug. Even een weekje meelopen, als een stagiair in een schoolklas. Hier, op het eiland,  heb ik eindelijk 'Himmlers hersens heten Heydrich' uitgelezen. Ik heb er belachelijk lang over gedaan, maar dat betekent niet dat ik het geen goed boek vind. Integendeel. Ik heb het met kleine hapjes tot me genomen alsof ik bij Beluga in Maastricht at. Niet dat ik daar ooit gegeten heb, maar het lijkt me dat je daar je eten niet naar binnen schrokt. Ik vind het boek zo goed omdat de worsteling van de schrijver bijna te proeven is. Bovendien maakt hij van personen die ooit bestonden romanfiguren die het verhaal tot leven wekken. Dat doet hij door schijnbaar onbelangrijke details uit te vergroten. 
En ineens begrijp ik het leesverslag dat ik toegestuurd kreeg beter.
'Je moet de personen meer als personages zien.'
 Jaja, dacht ik en hoe dan? Volgens mij begint het me te dagen. Met dank aan de personages op Schiermonnikoog: de loensende jongen, de brandweerman, de oud-politieagent en uiteraard de man die op Ischa Meijer lijkt. Maar vooral aan Laurent Binet, de schrijver van HhhH.


woensdag 19 oktober 2011

Elastiek

'Anderhalf jaar geleden ben ik begonnen. Heerlijk is het. Je hebt geen gebouw nodig, je hoeft alleen schoenen te kopen en naar buiten te gaan.'  Het was weer zover.  Een collega liet tussen zijn boterham en zijn appeltje vallen dat hij de halve marathon van Eindhoven gelopen had. Hij noemde ook een tijd, maar die zei me allemaal niet zo veel. Dik twintig kilometer rennen wel. Bovendien zag hij er blakend van gezondheid uit en keek hij gelukzalig de personeelskamer in die daar op zich niet meteen toe uitnodigt. Funky is die lerarenkamer van ons namelijk niet echt.
Wat is dat toch met dat lopen? Zo leuk is dat toch niet? Mijn schoonzusje liep de halve marathon ook, maar dat is een bijter, voor wie ik een diepe buiging maak. Ik ken het verhaal van dat 'stofje' dat je aanmaakt, waardoor je uren kunt doorlopen. Maar is het niet gewoon zo dat alles meevalt als je eerst door een hel gaat? Dat moet toch ook anders kunnen, met dat stofje, die flow? Kom op zeg, het is 2012. We vliegen naar andere planeten.
Een andere collega vertelde ondertussen dat hij aan het lijnen was. Koolhydraten schijnen duivels te zijn die je buiten je eten moet houden, dan komt alles goed. Hij stak een blokje kaas in zijn mond. Ik stelde me voor hoe hij 's ochtends in alle vroegte kaas in blokjes en worst in partjes sneed. Een prikkertje met een zilveruitje en een augurk had het helemaal afgemaakt, maar dat vond hij zelf blijkbaar toch net iets te gek. Jammer. Ik vroeg hem wat hij in plaats van die dekselse koolhydraten at. Hij zette zijn gezicht in de serieuze stand en wilde van wal steken, maar de rencollega was hem voor: 'Je kunt dan toch gewoon extra groenten eten?' Ik zag een klein klikje in de schouders van de lijner. Toen vermande hij zich en zei net iets te ferm:
'Ja hoor, groenten mag, maar vlees is ook prima. Ik zag een heel dun glimlachje. Je mag trouwens ook gewoon mayonaise eten. Je moet het alleen niet overdrijven.'
Vanaf dat moment zag ik grote spareribs traag zijn mond ingaan. Ik kon het niet helpen.
Thuis zette ik de televisie aan. Omroep Max. Daar zat Jack Poels. Net zo makkelijk.  Hij zag er strak en fit uit. Dat zagen de Max-mensen ook en ze vroegen hoe dat kwam, want 'je bent nogal een bourgondiër toch?' zei de Max-man op een oudejongenskrentenbroodtoon. Jack kon het niet ontkennen en vertelde dat hij een personal trainer (v) van Guus Meeuwis had gekregen voor zijn vijftigste verjaardag. Tenminste, twee lessen. En die smaakten zo naar meer dat hij sindsdien elke dinsdag door de Peel rent. Samen met Tren. En die personal trainer dus. Een uur én een kwartier lang. Hij vertelde bovendien dat ze niet alleen renden, maar ook met elastieken in de weer gaan. Hij maakte een gebaar met zijn armen dat moest aangeven dat hij een elastiek uitrekte. Ik kende dat verhaal al van die elastieken, maar het fascineert me toch enorm. Wie neemt die elastieken dan mee? Moet Jack 's ochtends aan zijn elastiek denken? Hangt er een geel post-it briefje op de koelkast met 'ELASTIEK'? En Tren? Vergeet hij zijn elastiek soms? Heeft de personal trainer (v) extra elastieken bij zich? Voor de zekerheid, want met die popsterren weet je maar nooit of ze aan de elastieken denken. Altijd het hoofd in de wolken natuurlijk.  Kijk, dat wil ik weten. Het nieuws achter het nieuws.
Ik denk trouwens dat ook ik met een personal trainer (V) veel beter ren en meer doorzettingsvermogen heb en met dat stofje komt het dan vast ook wel goed. Mits er oefeningen zijn met elastieken, die ik - hand op het hart - nooit vergeten zal. Vrijwilligers?

dinsdag 11 oktober 2011

Belletje

'Heel lang niks en dan ineens'. Hou die zin vast, vertaal hem in het Americaans en bedenk meteen uit welk liedje ik hem heb.
Het zit me niet helemaal lekker. Zeggen dat mijn geweten knaagt, zou overdreven zijn, maar helemaal kits achter de rits, zit het niet. Ik blijk een behoorlijk calvinistische inborst te hebben, anders zou het me geen zak uitmaken. Ik ontken niet dat ik ook hele katholieke eigenschappen heb hoor. Vooral de nogal sterk ontwikkelde feestkant van dit vrolijke geloof heeft me in het verleden meerdere malen flink bij de kladden gehad. Gevolg: een schuldgevoel met een hoofdletter dat ik niet kon afkopen met het aansteken van een kaars of het slaan van een kruis. Ik heb weinig talent voor een geloof.
En toch. En toch. En toch. Noem dit maar eens toeval.
Vanochtend om 8.34 uur precies ging mijn telefoon. Ik zat in de docentenwerkruimte op de tweede verdieping en nam min of meer werktuiglijk mijn telefoon op.  Om vijf over half negen verwacht ik óf mijn vrouw die een mededeling van huishoudelijke aard wil doen aangaande boodschappen die ik huiswaarts dien te nemen óf het is 'Jazeker de Hypotheker' die van ons 'stukken' nodig heeft voor 'iets met de hypotheek' wat we wijzigen en waar ik het fijne ook niet van weet. Het was Skinnie.
'Met Ron van der Burgt,' zei hij, want zoals gezegd was het nog heel vroeg. Ik denk dat Skinnie later op staat.  En meteen daarna:
'Och, haha, ha Ralf, heb ik weer de verkeerde.'
Skinnie belde mij een paar maanden geleden al een keer en toen moest hij ook een andere Ralf hebben. Iemand die iets weet van opnames. Nou, dan moet je deze jongen niet hebben. Dat zou een behoorlijk lo-fi-geluidje opleveren.
Ik hield het gesprekje toch even gaande. Ik zei hem dat ik binnenkort een keer naar Sittard wilde komen. Achter me hoorde ik een Brabantse collega brommen:
'Nou, doe dat maar niet, naar Sittard.'
U moet weten: de relatie tussen Brabanders en Limburgers is als een rotspad met scherpe stenen. Maar, en dat is ook weer zo, tussen die stenen groeit vaak veel moois. Dat leg ik een ander keertje uit. Dan vertel ik jullie hoe ik mijn Brabantse vrouw ontmoette.
Ik zei Skinnie gedag en dacht verder eigenlijk niet aan dit gesprek. De dag verliep zoals hij verloopt in het onderwijs. Ik gaf een paar schitterende lessen over Van den Vos Reynaerde, liet twee havo 5-leerlingen winnen met armpje drukken om hun 'moraal niet te breken' en kwam moe maar voldaan thuis. Hoewel, voldaan; er knaagde iets. Die blog van me keek me leeg en meewarig aan. Het probleem: ik heb geen nieuws. De boekmannen en -vrouwen zitten op de Buchmesse in Frankfurt. Abwarten dus. Heel lang niks dus. En ineens dacht ik: Skinnie! Of Ron van der Burgt. Wat je wilt.

maandag 26 september 2011

Buikspierkwartier

Hoewel het tegendeel minstens net zo vaak bewezen is, geloof ik ergens dat je goed nieuws kunt afdwingen. Niet altijd en het hangt af van wat je wilt en wat je daarvoor doet. We moeten het namelijk wel een beetje in het redelijke houden. Dus niet: ik zet de vuilnisbak buiten en dan denken dat je de hoofdprijs in de Staatsloterij wint of dat je ineens buurman bent en Tatiana Simic je 'mooie wagen' komt bekijken. Sorry, daar moest ik ineens even aan denken. Gek is dat. Maar goed, voor kleine dingetjes werkt het dus wel. Neem nou vanochtend. Ik keek mijn mails door en zag dat het al drie weken geleden was dat ik iets over mijn manuscript gehoord had. Ik zal uw geheugen even opfrissen. Ik sta op een rechtenlijst en die rechtenlijst wordt rondgestuurd naar uitgevers die dan als het goed is, interesse tonen. En dan moet een bal gaan rollen. Zo gaat het in de ideale wereld.
Nou ben ik heel voorzichtig met het mailen naar mijn literair agent, want ik wil geen zeikerd zijn en bovendien heb ik niet het idee dat vaak mailen invloed heeft op het proces. De agent is immers ook afhankelijk van de uitgeverijen. Maar toch, soms wint mijn nieuwsgierigheid het van mijn voorzichtigheid. Pfieew daar ging ie, het mailtje. Een simpel mailtje hoor, daar niet van, maar wel eentje met een vraag die me toch al een week of twee bezighoudt: Is er belangstelling voor dat manuscript van me? Vervolgens ben ik boete gaan doen. Ook om te voorkomen dat ik mijn mail ophaal tot ik een ons weeg. Naar de sportschool dus. De sportschool, waar ik inmiddels meer dan een jaar geen voet meer had gezet. Mijn pasje deed het nog uitstekend. Mijn contributie wordt tot in lengte der dagen automatisch afgeschreven, dus waarom ook niet. Ik drentelde net iets te lang. Een beetje mannelijke sportschoolbezoeker kijkt meteen of het bankje voor de gewichten vrij is. Ik stond te twijfelen tussen fietsen, roeien, die kekke crosstrainer en de loopband. Een blond meisje sprak me aan: 'Doe je mee met het buikspierkwartier?' Ze sprak het uit alsof we samen gingen huppelen door een wei met bloemen. Ik kon niet weigeren. Het buikspierkwartier. Toen ik thuiskwam, een paar verbrande buikspieren later, had ik mail.

dinsdag 13 september 2011

Poncho

'Neem anders een poncho mee,' zei mijn vrouw die nogal praktisch van aard is. En dat deed ik. Want zo ben ik. Hij zat in een handig tasje met een ritsje dat ik nu kwijt ben. In Liessel begon het te regenen en toen we Helanaveen inreden en om moesten rijden voor de kermis goot het. Gelukkig was het nog vroeg. Tijd genoeg om op te klaren dus. Het zou allemaal wel loslopen. Toen we uit de auto stapten, moest ik die poncho aantrekken en hoewel dat op zich niet zo moeilijk hoeft te zijn, duurde het bij mij toch net lang genoeg om mijn schitterende rode haardos, die toch echt wat dunner wordt, laten we de problemen nou maar gewoon bij de naam noemen - het woord 'kaal' wil ik overigens niet horen, ook van jullie niet - van een fraaie wetlook te voorzien. Of,  als je het glas per se halfleeg wil hebben: aan het hoofd geplakte 'piezele'.  Wat een zinnen zet ik neer hè? Bam. 'Pak aan!' zou geluidsman Mike Manders zeggen die overigens ook natte haren had.
We weken enigszins van het pad naar het podium af. In de eerste plaats omdat we te vroeg waren en toch nog niet naar binnen konden. Daarbij komt dat ik inmiddels een neus voor backstageruimtes ontwikkeld heb. En daar was ik naar op zoek. Ik wilde bovendien Fred Houben even bedanken, want via hem had ik kaartjes geregeld. Kennen jullie Fred? Ja, toch? Bassist van de Heideroosjes en bovendien samen met Pieter-Nic van den Beuken baas van Witgoed & Van Bontewas. Zij zorgden voor de organisatie van de stilteconcerten. Of eigenlijk doe ik ze dan tekort. Het is meer dan organiseren: het is een idee in je hoofd smaakvol omzetten naar de werkelijkheid. Dat lukte en hoe. 
Even terug naar het pad. Achter een boerderij zag ik een party-achtige tent, je weet wel met van die nepraampjes erin van plastic. En dan weet deze jongen genoeg: een provisorische backstageruimte. Ik keek om de hoek en daar zat Tren. Hij at chili con carne. Hij groette hartelijk. Naast hem stond Jan Philipsen die verbaasd keek. Hij nam me op van top tot teen en zei toen: 'Eh, ik kan je even niet thuisbrengen.'
Dat vind ik lastig. Dan moet je gaan uitleggen wie je bent. Dat weet ik zelf niet eens altijd. Ik deed een poging. 
'Aaaah, de schriever,' zei hij en keek peinzend omhoog alsof hij een paar blokjes in zijn hoofd op een rijtje legde. Ik weet ook niet hoe die dingen gaan hoor, maar zo zag het eruit. Ik liep de boerderij in en daar zaten Jack Poels, Smit en Martîn Rongen. Ze zaten aan de koffie en ik stond daar een beetje onhandig in mijn poncho. 

'Misschien is het een idee, als je dat ding even uit doet,' zei Martîn. Ik trok hem over mijn hoofd en Jack Poels zei: 
'Kom hier.' Hij gooide de poncho over een stel stoelen.
Na de koffie liep ik naar buiten. Fred gaf me een groen tasje. Daarin zat een muggenbandje, en inderdaad een poncho. 

zondag 11 september 2011

Handjes wrijven

Vanavond mag ik weer; en ik heb er zin in. Naar de letter is het vreemdgaan, maar vergeet niet dat dit mijn eerste liefde was. Niet dat het dan mag, maar toch het maakt het wel begrijpelijker. Trouwens wie bepaalt wat wel en niet mag? Ik ben ook maar een mens weet u. Van vlees en bloed enzo.
Waar heeft die jongen het toch over? In het begin ging het allemaal nog wel, maar de laatste tijd. Ik weet het niet hoor. Dat denkt u, hè? Of u denkt: professionele hulp zoeken. U doet maar, u denkt maar. Ik mag vanavond weer; en ik heb er zin in. Weet je wat het is? Als je die mannen te lang niet ziet en je zit maar thuis te kniezen voor je computer, dat werkt niet. Dan denk je op een bepaald moment: het zal allemaal wel en zeker als je je dan ook nog moet afwachten en elk kleine aanwijzing als positief of negatief moet beschouwen. Gekmakend. Zal ik de aap dan maar uit de mouw halen? Vanavond ga ik naar Rowwen Hèze in de Mariapeel. Ik zag vrijdagochtend om een uurtje of zeven die prachtige foto in de Volkskrant. En toen was de boot vrij snel aan. Ik moest daar toch echt naartoe. Nou vraag ik niet graag om gratis kaarten, dus ik heb me wel opgezadeld met een vrij forse opdracht. Het zij zo, dat zie ik vannacht wel en u ziet het resultaat wel.
Ik bedenk me ineens dat de laatste keer dat ik voor Herberg de Troost op pad was dat trouwens met Rowwen Hèze te maken had. Ik mocht mee in het busje weet u nog. Dat was wat hoor. Het busje. Ik kan dat nog zo terughalen. Jan Philipsen zat voor me, draaide zich af en toe om en stelde dan uit het niets een vraag. Ik moest die vraag meestal even verwerken. Ja, dat was mooi. Zeker toen ik later hoorde dat ik behoorlijk in mijn handjes mocht wrijven dat ik mee had gemogen. Dat idee had ik trouwens al. Ik ga me nu trouwens ook maar eens in mijn handjes wrijven voor vanavond. En volgende week bel ik die twee broers uit Sittard eens op, want die moet ik ook weer eens spreken, vindt u ook niet?

woensdag 31 augustus 2011

Afwachten

Soms weet je het even niet. Tenminste, ik niet. Sommige mensen weten altijd alles zeker. Ik behoor niet tot die categorie. Soms vind ik dat jammer. Vaak niet. Het lijkt me ook wat schraal eerlijk gezegd. Alles is zoals jij vindt dat het is. Bepaald geen teken van intelligentie ook, maar goed. Dat is mijn mening en daar ben ik lang niet altijd zeker van. Ik zou een waardeloos populistisch politicus zijn.
En nu het linkje naar de herberg graag. Dat gewauwel ook altijd. Eigenlijk moet het trouwens gaan over het herbergboek, want dat was het plan van deze blog eigenlijk. Ik zou jullie een kijkje gunnen in mijn hoofd bij het schrijven van het boek. Nou, mijn hoofd was leeg de laatste tijd. Nou ja, niet helemaal natuurlijk. Ik maakte me bijvoorbeeld druk over een nieuwe baan en over wat andere zaken van ondergeschikt belang. Wat die baan betreft: ik ben inmiddels begonnen. Het loopt lekker, hoewel het wennen is. Daarbij kwam en nu gaat het echt gebeuren hoor: - ik spring als een hinde naar het herbergboek toe - ik wist het even niet met dat boek. Ik had me een paar keer dagen opgesloten. Had dingen aangepast, doorgekrast en weer opnieuw opgeschreven. En toen opgestuurd. Naar Amsterdam. Naar de literaire agent. Pardon, naar mijn literaire agent. En dan is het afwachten en dan ga ik toch weer twijfelen. Soms. Is het wel goed genoeg? Is het wel interessant genoeg voor een groter publiek. Niet omdat Herberg de Troost niet interessant genoeg zou zijn, maar omdat ik het misschien niet boeiend genoeg beschrijf allemaal. Dat soort dingen, die bedenk ik dan. Terwijl ik het eigenlijk ook wel weer goed vind. Anders zou ik het niet eens opsturen. Zo gaat het dan, in dit hoofd. Vandaag kreeg ik mail. Ik sta op de rechtenlijst voor dit najaar en het voorstel voor het boek ligt inmiddels in de mailbox van behoorlijk wat uitgeverijen. Dat is een flinke stap in de goede richting. En nu? Gewoon rustig afwachten.

donderdag 18 augustus 2011

Babe magnet

Het is dat je er hier in de wijk niet echt hoge ogen mee gooit, maar anders had ik me vanochtend huppelend naar station Eindhoven Beukenlaan begeven. Wees maar gerust; ik heb het niet gedaan. Ik wilde hem onder ogen komen zonder correctieve tik vooraf. Maar goed, hij of zij, wat u wilt, is terug. Zogenaamde vrienden raadden het me af. Geld weggegooid en je kunt toch een elektrische fiets kopen als je het te ver vindt. Hoe ver is dat Valkenswaard nou eigenlijk helemaal? Ik zou willen dat ik kon fietsen. Heerlijk. Het regent in Nederland goedbeschouwd eigenlijk bijna nooit. Lekker fris en als je thuis komt, ben je alles kwijt.  Een elektrische fiets. Er zijn er waar je het niet of nauwelijks aan ziet. Het is dat ik in Den Bosch woon en al een motor heb, maar anders zou ik het wel weten.  Een elektrische fiets. Ik had het wel een uitdaging gevonden hoor, daar niet van. Maar de vraag is of je alle uitdagingen in dit leven aan moet gaan. Ik denk het niet.
Maar goed, zoals ik zei: hij, of zij, is terug. Teruggekocht. Ik weet dat het niet sjiek is om over auto's te praten. De enige die het eigenlijk kon maken, was Martin Bril. Met zijn Volvo. Ook leuk, een Volvo. Staat wat mij betreft op nummer twee. Laten we eerlijk zijn; dit is niet zomaar een auto natuurlijk. Dit is een archetype. Als een kind een autootje tekent, tekent het een Saab 900 classic. Altijd. Ik weet dat er soms mensen in zitten die een hoed dragen van geruite stof.  Ik vind niet dat je hem, of haar, hier op mag afrekenen. De auto heeft 349000 km gereden. 'Net ingelopen' zeggen Saabnerds dan. Ik vind het toch vrij veel. Ik weet dat er een moment komt dat ik vloekend langs de snelweg op mijn gele vrienden van de Wegenwacht sta te wachten en dat mijn zwager dan moet lachen. Dat weet ik allemaal. Maar daar gaat het niet om. Tenminste nu niet. Vrouwen vinden hem of haar leuk. Tenminste, de vrouwen die ik leuk vind, vinden dat. Niet dat het me daar om te doen is, maar toch. Dat voordeeltje biedt de elektrische fiets niet.

zondag 14 augustus 2011

Verder naar vroeger (2)


We liepen naar de tribunes, die inmiddels vol waren en vonden een plekje onderaan tegen een hek. Niet dat het mij veel uitmaakte: door het hek keek ik naar de spelers op het veld die hun warming up deden. Mijn vader achter mij in gesprek geraakt met enkele Kerkradenaren, bleek ineens weer te roken. Ik herkende het goudbruine pakje Caballero waarvan ik dacht dat het voorgoed uit zijn leven verdwenen was. Het leek me nu niet het moment hier een enorm punt van te maken. Bovendien drukte hij me een Cornetto in de hand. De conclusie was gauw getrokken: mijn vader mocht van mij roken en ik zou mijn moeder hier niet van op de hoogte stellen.
De wedstrijd begon, de Ajax-fans zongen liedjes. Onder andere over Ray Clarke, een Ajax-speler. Ray Clarke, wat een naam! Ray Clarke, James Dean, Elvis Presley,  Leo Ehlen. Wie hoort er in dit rijtje niet thuis?
Roda kon niet winnen die avond, dat was me al meteen duidelijk. Mijn vader had Cor Brom geluk gewenst. Daar kon zelfs Dick Nanninga niet tegenop. De doelpunten herinner ik me niet meer. Wel een bal die voor het doel langsging waar een Roda-speler op kwam inglijden. Hij miste, maar gleed prachtig door over het groenste gras (de lampen waren inmiddels aan!) dat ik ooit gezien heb.
Het bleef daardoor 0-2. Het commentaar langs de kant werd negatiever. Over de spelers van Roda in het algemeen: “Schloafkoppe” en Dick Nanninga in het bijzonder: “Sjteit deh lange wir ze schloafe.” Het kon me niet schelen. Ik stond hier, in Kerkrade, langs een hek ijs te eten, terwijl mijn vader een arm om me heen had en grapjes maakte met mannen van wie ik het dialect maar half verstond, als een mobiele telefoon waarvan de verbinding soms wegvalt. Voor en om heen zag ik de volle tribunes met plukjes Ajax-supporters met rood-witte gezichten. Het veld lag in een warm bad van licht zoals licht bedoeld is. En op dat veld zag ik de spelers. In het echt. De Ajax-spelers snel en lichtvoetig. De Roda-spelers iets minder, maar toch ook nog veel sneller dan bij Studio Sport. De kluiten vlogen in het rond.
Na de 0-3 en met nog 15 minuten te spelen, stelde mijn vader voor te gaan, zodat we niet in een helse file zouden belanden. Ik vond het prima. Ik had genoeg prikkels gehad voor één avond. Het was genoeg zo. Ik had het bewijs dat er een werkelijkheid achter Studio Sport zat die nog mooier was dan het beeld. In feite onthulde mijn vader dit bewijs door met mij naar de wedstrijd te gaan, wat me een niet te beschrijven gelukzalig gevoel gaf.  Niet onbelangrijk detail: ik wilde mijn vaantje veilig Kerkrade uitkrijgen en thuis op mijn kamer ophangen, zodat ik, ernaar kijkend, deze avond meteen terug zou kunnen halen. We reden naar huis, ik rende naar mijn moeder, liet buiten adem het vlaggetje zien, hield mijn lippen stijf op elkaar over de terugkeer van Caballero en keek samen met mijn vader naar Studio Sport. We zagen Dick Nanninga tien minuten voor de tijd voor een misgrijpende keeper de 1-3 inkoppen.

donderdag 11 augustus 2011

Verder naar vroeger

Een echt Herberg de Troost-moment, gesplitst in twee delen, zodat het lijkt alsof er een cliffhanger in zit, wat uiteraard niet zo is. 

Weken had ik gezeurd en ineens – waarom nu wel kan ik me niet herinneren- was het zover. Mijn vader en ik (9) zouden samen naar het voetballen gaan.  Echt, in een stadion.
Mijn belangstelling voor voetbal had zich gedurende dat jaar langzaam maar gestaag ontwikkeld. Gevoed door de Studio Sport-uitzendingen op zondagavond en de verhalen van mijn vader en opa over vroeger: Fortuna ’54 dat was pas voetbal. Frans de Munck, keeper met bijnaam en wat voor één: de zwarte panter, hing soms aan de lat. Om het publiek te vermaken. Veel had hij immers niet te doen, want Fortuna speelde onaards voetbal.  Ik kreeg van mijn opa een speldje van Barcelona. Die club had dat speciaal laten maken voor de wedstrijd tegen Fortuna, tenminste dat was mijn conclusie. Inmiddels was Fortuna echter gefuseerd met Sittardia en leidde de club een vrij droef bestaan in de eerste divisie. 
We gingen niet naar Sittard, want daar zou alleen maar afbreuk gedaan worden aan het beeld dat ik, door mijn vader en opa zorgvuldig opgebouwd,  in mijn hoofd had. Fortuna was Geleen en van vroeger en daar had het Fortuna sc van nu helaas weinig meer mee te maken. Dan maar twintig kilometer verder naar Kerkrade. De mensen spraken er weliswaar een raar Duits dialect, de plaatselijke club speelde in elk geval wel eredivisie. Bovendien voetbalde Dick Nanninga er. Een speler voor wie ik een enorm zwak had. Ik kan op geen enkele manier meer terughalen waar dat vandaan kwam: hij leek in niets op de sierlijke spelers die mij voorgespiegeld waren door mijn vader en opa. Hoe die dingen werken, het is een raadsel.
Wat zeker meespeelde bij onze keuze Kerkrade in plaats van Sittard te bezoeken,  was het affiche: Ajax kwam op bezoek. Ajax kende ik van Studio Sport. De club had een shirt dat zelfs op onze kleine zwartwittelevisie mooi was.
Het was een avondwedstrijd, wat natuurlijk het mooiste is. Toen we naar Kerkrade reden, was het nog licht, het was mei. Maar zelfs als de wedstrijd in oktober gespeeld zou zijn, zou het nog licht zijn geweest. Mijn vader wilde namelijk altijd en overal veel te vroeg aanwezig zijn met het oog op onverwachte calamiteiten.  Een eigenschap die ik altijd op prijs heb gesteld en inmiddels volledig heb overgenomen. Doordat we vroeg waren, kon mijn vader gemakkelijk parkeren. Iets waar hij ongetwijfeld tegenop zag. Hoewel we ruim voor de wedstrijd naar het stadion wandelden, liepen we tussen honderden jonge mannen langs de lange weg die in Kerkrade naar Kaalheide leidt. Sommigen met geschminkte gezichten en lakens om met teksten erop. Ajax-fans zo wist ik. Ze zongen liedjes en liepen over straat alsof ze thuis waren. Schmink was mij bekend van het jaarlijkse vrolijke carnavalsfeest, maar hier ging toch een lichte dreiging vanuit. Verhitte koppen die rood en wit waren.
Blijkbaar kende mijn vader de weg, want we stonden zo maar in de kantine van Roda.  En, ineens, ik had even niet opgelet, bevangen door de entourage, stond mijn vader daar gewoon te praten met Cor Brom, de trainer van Ajax! Nadat mijn vader hem succes gewenst had, verdween de coach weer. Ongetwijfeld om zijn spelers tips te geven. Dit was vreemd.  Mijn vader, biologieleraar te Geleen, wenste Cor Brom, trainer van Ajax geluk. Na overleg met mijzelf besloot ik dit niet als verraad te beschouwen.
Weer terug in het stadion kocht mijn vader een vaantje van Roda jc voor mij. Een vrouw op leeftijd verkocht de souvenirs in een houten kraampje. Ze drukte mij op het hart het vlaggetje weg te stoppen, opdat onverlaten uit Amsterdam het niet af zouden pakken. Ik moest goed luisteren om haar te verstaan en weet bijna zeker dat ze toen ze het wisselgeld teruggaf het over 'Pfennige' in plaats van centen had. 'Fufzig Pfennige' dat zei ze. Ik stopte het vaantje onder mijn trui; de houten punten van het mechanisme prikten in mijn borst. 

vrijdag 5 augustus 2011

James

Mijn zoon was gister jarig. Hij werd drie jaar oud. Een uitgelezen moment voor mij om wat zaken te delegeren en voor hem om het initiatief wat naar zich toe te trekken.





donderdag 28 juli 2011

Kapper

Mijn vader ging er prat op dat zijn kapper uit Spaubeek 'wereldkampioen' was. Die titel was hem niet toebedeeld vanwege zijn esthetische prestaties, maar vanwege de duizelingwekkende snelheid waarmee hij je haren kon millimeteren. Ik ben er één keer ingetrapt. Mijn eigen kapper, ook geen groot stylist trouwens, was op vakantie. Mijn vader spoorde de man nog eens extra aan met de woorden: 'Dao kènt waal get vanaaf.' Dat was olie op het kappersvuur. Tien minuten later was ik een ander mens.
Maanden later gingen we op vakantie. Mijn eigen kapper lag weer eens aan een zwembad en ik had voet bij stuk gehouden en geweigerd nog een keer naar die schaapscheerder in Spaubeek te gaan. In Frankrijk was het echter heel erg warm. Mijn prachtige lokken hingen als een rood waas voor mijn ogen. Om eerlijk te zijn begon het me te irriteren. Aangezien het nieuwe schooljaar nog een abstractie was en ik dus voorlopig niemand uit mijn klas onder ogen hoefde te komen, durfde ik het aan. Ik ging naar een Franse dorpskapper. Met mijn vader.  Even wat informatie vooraf. Ik had in die tijd een 'sportbril' voor op vakantie. Eén glas van die bril was afgeplakt met een stukje folie om zo mijn goede oog uit te schakelen en mijn luie oog te dwingen te kijken. Een feest om te zien was ik dus al.
Toen we terugkwamen op de camping waren mijn oom en tante en hun twee zoontjes ook gearriveerd. Daar had ik niet op gerekend.  Ik werd begroet met de woorden: 'Ha! Erik Odekerke.'
Kent u die nog? Google anders maar even. Of nee, doe maar niet.  Ik was een pastoor geworden. Een pater van tien jaar oud.
Het blijft behelpen met die kappers. Omdat je toch nooit weet hoe het haar valt, heb ik nu de volgende regel voor mezelf opgesteld: ik laat me knippen door de mooiste kapster van de zaak. Maar misschien ga ik deze week nog wel even naar de kapper in die goeie ouwe Lange Smeestraat. Daar zag ik laatst Jack Poels zitten. Ontspannen, breeduit, rustig keuvelend. Dat zag er goed uit. De dag erna dronken we koffie met zijn vijven.
'Zit good,' zei ik.
'Te kort,' was de conclusie van Jolanda.

donderdag 21 juli 2011

Lange Smeestraat

Mijn tenen krullen van gène, maar ik moet er ook wel om glimlachen. En bovendien doet het verhaal het best goed, op feestjes. Vooral op feestjes in Utrecht.
Ik had een briefje bij me. Daarop stonden de straten die ik door moest om terug te komen op de kamer die ik net betrokken had. Mijn richtingsgevoel laat nogal te wensen over, to put it mildly. Terug naar de straten. Doel was de W.A. Vultostraat, want daar, op nummer 80, lag mijn veilige haven. Op het briefje stond: Lange Smeestraat, linksaf Catharijnesingel, rechtsaf onder het viaduct door en dan links, rechts. Startpunt: Tivoli Utrecht. Hoe ik het gedaan heb, weet ik niet, maar ik stond om een uurtje of twaalf 's nachts op de Korte Smeestraat en ik wist bij God niet hoe ik zijn langere broer kon vinden. Dit had ik dus willen voorkomen met dat briefje. Ik keek om me heen en zag een man mijn kant op komen die twee keer zo breed was als ik. Hij droeg een grijze shirt met een capuchon. God zegene de greep dan maar.
'Sorry, maar mag ik iets vragen?'
De man zei niets wat ik maar als een bevestiging beschouwde.
'Weet u misschien waar de Lange Smeestraat ligt?'
De man keek me aan, niet onvriendelijk. Hij herhaalde mijn woorden, waarschijnlijk om ze van mijn zwaar Limburgse accent te ontdoen en er tegelijkertijd zijn dikke Utrechts overheen te leggen.
'De Lànge Smeestroat zeg je? Wat mot je doar hebbe dàn, een kroeg ofzo?'
En nu komt het. Ineens zeg ik het, geen idee waarom,  veel te snel en veel te hoog. Ik hoor het zinnetje nog steeds geregeld in mijn hoofd en dan proef ik de paniek.  De paniek en het over elkaar buitelen van de lettergrepen, de met het Limburgs van thuis aangelengde klinkers:
'Neeeheee, ik ben mijn kamer kwijt!'
Ik weet niet meer wat de man toen zei. Maar uiteindelijk vond ik de straat en kwam ik veilig thuis. De Lange Smeestraat, het symbool voor mijn weg tot zelfstandigheid,  bleef een ijkpunt in Utrecht, maar misschien komt dat omdat ik me altijd bewust ben van zijn aanwezigheid. Ik kan er nooit zomaar doorheen lopen. Altijd als ik er ben, ga ik 'Verder naar vroeger'.  Morgen weer. Ik verheug me er nu al op.

maandag 18 juli 2011

Vet cool

Wat ik me dus afvraag: zeiden jullie vroeger 'Pieppie Langkous' of 'Pippie Langkous'?
Eerlijk zeggen, ik reken niemand af op zijn taal. Nog een vraagje? Komt ie:
Lucky Luke, -is dat trouwens een caawboy of coiboi?-,  zeiden jullie daar 'Lukkie Luk', 'Luukie Luuk' of echt in het Engels 'Lacky Loek' tegen? De laatste optie is, hoewel correct, natuurlijk wel een beetje te gek voor woorden. Tenzij je echt uit het wilde westen komt. Dan niet.

Wat ik in elk geval als kind van bijna drie niet zei, was 'vet cool'. Dat hadden we toen nog niet in Puth. Laatst kwam mijn zoontje thuis van het kinderdagverblijf en toen zei hij het ineens. Pats. Alsof hij een steen liet vallen in stilstaand water. Geleerd van een zekere Amir. Wij hadden trouwens ook geen Amir vroeger in Puth, maar dat terzijde. De Mauricen, Rogers, Sandra's, Moniquen en Patricks zeiden 'ruig' of als iets echt de spreekwoordelijke spuigaten uitliep 'hendig ruig'. In het geval van een orgastische ervaring die toen nog niet geduid kon worden - je had zo'n kattenoog gewonnen met knikkeren- : 'hendig ruig auwhoer'. Zo kun je doorgaan met versterkende bewoordingen tot je een ons weegt, maar mijn Limburgs is op wat dat betreft.
Leerlingen hoor ik wel eens 'master' zeggen, maar dat is nu geloof ik alweer passé. Zelf ben ik best wel een 'relaxte gast', dan weten jullie dat.
Wat ik trouwens zeggen wilde: ik heb best ruig nieuws van het boekenfront gehad. Of het echt masterlijk, moddervet nieuws wordt, is nog even afwachten. Maar ik laat het jullie uiteraard asap weten. Zo chill ben ik dan ook wel weer.

dinsdag 12 juli 2011

Sterk spul

Afgelopen week stond voor mij in het teken van het afscheid. Dat klinkt wat theatraal en dat is het ook. Ik verander na de zomervakantie van baan. In Frankrijk zegt men:
'Partir c'est mourir un peu.'
Schromelijk overdreven natuurlijk van die gekke Fransen. Maar ik moet ook eerlijk zijn. Ik ben er geen held in. Ik ben sowieso niet zo'n held. De brok in de keel ligt geregeld op de loer en oogvocht is hier ook voldoende voorradig. Gelukkig heb ik hooikoorts. Daar kan ik veel op gooien. Kent u 'Spoorloos'? Dat is toch niet te doen voor een normaal mens? Die Fisherman's reclame, die kent u ook. Daar zou ik zo in kunnen figureren, zonder dat ik hoef te acteren. Een boot die wegvaart of aankomt - kan allebei- met een vrouw en een kind op de kade. Zelfs als ik weet dat het een reclame is, vind ik het pijnlijk. Sterk spul inderdaad.
Voordat jullie en masse de conclusie trekken dat jullie een blogpost van een soft watje aan het lezen zijn - dát is trouwens een pleonasme, ik laat de leraar Nederlands even los - kan ik jullie geruststellen. Ik zie dat heel anders. Mijn 'hooikoorts' is gewoon een symptoom van mijn inlevingsvermogen. En dat, lieve lezeressen, dat inlevingsvermogen dus, laat je voelen dat je leeft. Foutje dus van de Fransen, het moet
'Partir c'est vivre un peu' zijn.
Wees gerust, het komt in de beste kringen voor. Ik durf er zelfs wel een fles Champoels om te verwedden dat onze favoriete zanger vanavond in Antwerpen bij The Pogues ook niet alles met gortdroge ogen aanschouwd heeft. Hoe ik dat weet? Betrouwbare bron én een groot vertrouwen in zijn inlevingsvermogen.

Uw eigen inlevingsvermogen checken? Klik dan hier

dinsdag 5 juli 2011

Michelin-menkes

De Michelinmannetjes vond ik als kind het mooiste van de Tour. Wij gingen vroeger altijd naar Frankrijk. Nou niet liegen. We zijn ook een keer naar Hongarije geweest. Dat was in de periode dat mijn ouders meenden dat een lichtbruine Lada stationwagon een goed idee was. Ik vond het een beetje dubbelop eerlijk gezegd: én een Lada én naar Hongarije. Maar, ik moet eerlijk zijn: Hongarije viel niet tegen. De Lada uiteraard wel. Ik laat het hierbij. Over sommige dingen moet je niet te veel praten.
Frankrijk dus. Dat heb ik gezien en hoe. Van Bretagne tot de Cote d'azur. Alpen, Pyreneeën, de hele mikmak. Allemaal geweest, deze jongen. Op het strand bij de Mont St Michel liep ik een zonnesteek op wat vrij uitzonderlijk is, want daar schijnt nagenoeg nooit de zon. Toen wel, een beetje en ik ben eigenlijk een Ier. Waarschijnlijk heb ik toen geweigerd de pet te dragen die me bij de minste zonnestraal verplicht werd. Onderschatting, nooit goed. Diezelfde vakantie maakte een kiezelpad korte metten met mijn melkgebit. Je maakt wat mee, hoor in dit leven, als je er maar oog voor hebt. Naast ons stonden Engelsen. De man was tandarts en gaf me harde Engelse snoepjes. Waarschijnlijk om de resten van mijn gebit een duwtje in de goede richting te geven. Een onorthodoxe, maar adequate methode. Ik heb die melktanden in elk geval niet meer teruggezien.
De Tour heb ik uiteraard ook vaak langs zien komen, want als die in de buurt was, gingen we kijken. Zoals gezegd vond ik de Michelinmannetjes het leukste. Ik wist toen niet wat ik nu weet, namelijk dat het echte mensen waren in een dik, wit en vermoedelijk erg zweterig pak. De mannetjes reden met zijn tweeën voorop, elk op een motor. Daarop haalden ze capriolen uit: een been omhoog, schuin hangen en zwaaien. Hartstikke leuk. Daarna kwam er nog een stoet auto's toeterend en wel. Ook leuk. En dan de renners, maar dat ging heel snel en bovendien was ik dan die Michelinmannetjes nog aan het verwerken in mijn hoofd. Kijk nou voor de grap eens naar de foto. Ok, ze hebben geen wit, zweterig pak aan. Ze zijn trouwens ook niet dik. Het zijn atleten, u zegt het goed. Maar er zijn ook overeenkomsten. Als deze menkes je kant op fietsen, weet je dat er een hele stoet moois volgt. Net als in de Tour.

 

zondag 26 juni 2011

It's a kind of magic

Een vriend van mij had vroeger op zijn studentenkamer een geel post-it papiertje tegen zijn boekenkast hangen waar 'niet in paniek raken!' op geschreven stond. Ik heb hem nooit gezegd dat ik dat briefje gezien heb. Het had op mijn lijf geschreven kunnen zijn. Ik moet mezelf ook af en toe tot de orde roepen. Dat doe ik steevast in het Limburgs. 
'Rustig aan Mohren,' zeg ik dan. In het Limburgs. Dat helpt. Soms echter ben ik dat punt al voorbij en vergeet ik mezelf toe te spreken. Dan doet mijn vrouw dat. 
Ik deel mezelf niet in bij de gezegende mensen die twintig dingen tegelijk kunnen doen en dan toch het overzicht weten te behouden. Nee, bij mij vreet een taak die in mijn achterhoofd ligt te wachten, het hier en nu danig aan. Gelukkig ken ik mijn eigen handleiding inmiddels uit mijn hoofd, dat scheelt. 
Die handleiding schreef me dit weekend voor dat ik naar het Klokgebouw moest als ik flink aan het boek wilde werken. Het Klokgebouw is fantastisch. Het is een prachtig oud gebouw van Philips. Allerlei hippe vogels hebben hier een studio. En in één van die ruimtes mag ik in de weekenden werken. En dat gaat altijd heel goed. Als ik hier ben, werk ik aan het boek. Verder geen gedonder. Geen proefwerken, geen rekeningen, geen luiers. Niets. Alleen het boek en ik. 
En altijd is het zo dat me op die momenten schellen van de ogen vallen. Dat ik verbanden zie, die ik thuis over het hoofd zie. Tren noemt het 'magisch' als een liedje 'valt'. Op die momenten begrijp ik wat hij bedoelt. Denk ik.
Ik had het vandaag toen ik de tekst van 'Kamers vol zonlicht' las: alsof er drie kersen op de fruitautomaat vielen. Als dat tenminste prijs is. Ik waag me niet aan fruitautomaten. 
'Kamers vol zonlicht' met Karlijn van Dinther in een stralende hoofdrol is in elk geval prijs. Kijk en luister maar naar Karlijn. O ja, en naar de mannen natuurlijk.

zondag 19 juni 2011

Frietjes

Vanochtend werd ik lachend wakker en dat verbaasde me niet. Dagje hoor, gisteren.  Ik doe niet aan heldenverering. Een mens is in de eerste plaats een mens en wat voor beroep hij of zij uitvoert, doet eigenlijk niet terzake. Maar toch. Als ik toegang krijg tot deuren die tot voor kort gesloten waren en als ik bovendien zelf het slot geforceerd heb, ja, dan gaat het hartje van deze jongen wel wat harden bonzen. Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.
Toen ik net in Utrecht studeerde, ging ik elke avond eten bij de mensa van studentenvereniging Veritas. De overweging daarbij was vooral praktisch van aard. Mijn hospita, een vrouw van dik 80, stond culinaire activiteiten op mijn kamer niet toe. Ze stond sowieso weinig activiteiten op mijn kamer toe. Ja, slapen, maar daar was ik niet helemaal voor naar Utrecht getogen. Veritas bood uitkomst. Samen met mijn twee Limburgse neven E & E sloot ik elke dag aan in de rij voor de bakken met eten. We stonden tussen zwervers, gesjeesde studenten en jongens diep uit de provincie zoals wijzelf. Aan het eind van de rij moest een belangrijke keuze gemaakt worden: aardappelen, friet of rijst. Aardappelen konden we thuis ook krijgen en aan gekkigheid als rijst waagden we ons toen uiteraard nog niet. We waren immers net een maand de brug bij Zaltbommel over. Tenminste, kleine E en ik. Grote E woonde al een jaar in Utrecht. Dat was te zien en te horen. Hij had zijn 'g' grondig aangepakt en zich de houding van een man van de wereld aangemeten. Logisch dat hij vooraan liep. Elke dag ging het op dezelfde manier. De man achter de bakken vroeg wat we wensten. Vervolgens zei mijn oudste neef altijd het volgende:
 'Patat alstublieft!'
Ik moet hem even onderbreken. Geen enkele Limburger zegt uit vrije wil: 'patat'. Wij vinden dat dat niet klinkt. Tenminste, als wij het zeggen. In hetzelfde genre: een stuk vlaai een 'taartje' noemen. Dat moet je eens voor de grap proberen in Bocholtz, Beek of Bunde. 'Mag ik zo'n kersentaartje' van u. Stel je voor. Maar goed, terug naar de frieten. Want dat zijn het.
Daarna mocht ik het zeggen. Ik murmelde dan iets als: 'Mag ik friet alstublieft.' Tot slot riep mijn andere neef, heel blij, alsof hij iets stouts deed:
'Frietjes alsjeblieft!'
Terug naar gisteren. De oplettende lezer ziet mijn uitgelezen spel met de tijd.
Ik belde aan bij Jack Poels. Hij opende de deur en zei nog voor we in de keuken waren.
'Goed nieuws, Ralf, Jolanda en ik eten vanavond frietjes!'
Vind je het gek dat ik vanochtend lachend wakker werd.

woensdag 8 juni 2011

Schuifdeuren

Op dit moment kleit mijn vrouw een varken. Dat moet ook gebeuren.



Mijn zoon zegt:
'Papa, niet varken!' als ik snurk, wat uiteraard slechts zeer zelden voorkomt.  Over varkens gesproken: ik sprak afgelopen zondag Hans van de Livarvarkens. Die kent u van het herbergpodium, de herbergplankjes en misschien ook wel van Rowwen Hèze, want hij speelde mee in de allereerste theatershow: 'Rowwen Hèze giet vremd'. Afgelopen zondag ging hij weer vreemd. Hij at vis in plaats van vlees. Plaats delict: 'Passie voor Vis' te Sevenum. Ik was daar ook. Eigenlijk had ik mezelf een beetje uitgenodigd. Skinnie trad op in het kader van zijn whiskytour. Klein probleempje: het optreden was in principe 'besloten'. Maar, ik was die zondag wel heel erg in de buurt, in America om precies te zijn. En ik heb die paling in Geleen en Broekhuizenvorst geproefd. Bovendien zie en hoor ik Skinnie heel erg graag. Dat zijn nogal wat argumenten om die vermeende beslotenheid te trotseren. En trouwens: wie is hier de herbergschrijver? Juist. Dus, ik nam een koeltasje mee met koelelementen voor de paling en toog naar Sevenum. Je moet wel een beetje vooruitkijken in dit leven, anders kom je nergens.
Skinnie gaf een klein, intiem optreden. Er was paling. Op vers stokbrood, in een mousse en in een salade waarop een dressing zat die iets oosters had. Ik wil leren hoe je die maakt. Om de blits te maken.
Het was warm en benauwd en toen kwam de warme regen en dook Skinnie tussen de schuifdeuren en daar speelde hij de laatste nummers van zijn set. 

De kleine gastmuzikant van de foto's zat op de terugweg achter in de auto. De paling lag in de koeltas. Toen ik de snelweg opdraaide hoorde ik mijn zoontje in zichzelf zeggen: 'Skinnie is héél lief.' 
Thuis aten we asperges en 's avonds, op een toastje, de paling. 








maandag 6 juni 2011

Snor

Zo, dát was een Hemelvaart. Figuurlijk dan hè. Ik zou hem graag ondersteunen met wat beelden, maar ik ben het draadje kwijt dat van het fototoestel de computer in moet gaan. Alles afgezocht. Waar leg je zoiets? In het doosje van het fototoestel inderdaad. Maar waar is het doosje? Ik sluit niet uit dat mijn vrouw het met vaste hand kan pakken, dus misschien komen er nog wat foto's, maar vooralsnog heb ik alleen wat woorden voor jullie. Niet te veel trouwens, want jullie krijgen deze week het eerste Troostbericht en dat wil ik niet in de wielen rijden.
Het boek dan? Niks aan gedaan. Sorry. Dat zeg ik luchtig hè? Neemt ie het wel serieus genoeg denkt u nu misschien en had dat boek niet al lang af kunnen zijn? Zo lang hoeft zoiets toch niet te duren? U denkt maar. Ik maak me niet druk. Er ligt een potentieel tophoofdstuk op me te wachten. Ik hoef het alleen nog maar even te schrijven. Zo'n hoofdstuk schrijft zich trouwens vanzelf.  Nog twee weken dan is het zover. Mooi hoor. Je gaat zitten en het lijkt net alsof je hand de jouwe niet is, alsof je aangestuurd wordt door tja, door wat eigenlijk? Een hogere Macht is misschien wat overdreven, bovendien ben ik niet graag overgeleverd aan de goden. Ik denk eerder aan een turbo. Het wordt een scharnierhoofdstuk trouwens; een vliegwiel dat de andere hoofdstukken aandrijft. Bepaald niet onbelangrijk dus. Maar ik maak me niet druk. Dat zit snor. Kennen jullie het drankje 'Snor' nog. Van vroeger? 
'Fris met schuim erop. Dat smaakt Snor.' 
Snorren zie je trouwens niet veel meer.  En het drankje bestaat ook niet meer.

Ik vertelde een goede vriend wat ik over twee weken ga doen. Even ter informatie voor jullie: die jongen trad op in 'Met het mes op tafel' van Joost Prinsen, dus die heeft echt wel wat meegemaakt. Niet van de straat bovendien. Toen ik hem vertelde wat er over twee weken plaatsvindt, zei hij het volgende en ik citeer:
'Tja, dan ben je wel klaar. En dat zeg ik zonder enige ironie. Mooi man, wel heel spannend, maar dat kun jij wel.'
Nou, nu weten jullie het ook. Kunnen we daar open over zijn. Wel zo prettig dat het hoge woord eruit is. Ik had het trouwens niet verwacht, dat zeg ik heel eerlijk. En daardoor is het natuurlijk des te mooier. De vraag is alleen: wel of niet naar de kapper gaan? Wat denken jullie? Of zal ik een snor laten staan?

maandag 30 mei 2011

Troostbericht

Wilt u up to date blijven over alle herbergzaken?  Geef u dan op voor 'Troostbericht', de nieuwsbrief van Herberg de Troost.
Wat moet u daarvoor doen? Weinig!
Als u naar één van de herbergoptredens bent geweest, hoeft u zelfs niets te doen. U ontvangt Troostbericht helemaal vanzelf via de mail.
Als u nog geen herbergoptreden bezocht hebt, maar wel geïnteresseerd bent in al het herbergnieuws, dan moet u even een mailtje sturen naar Troostbericht. Vermeld daarbij uw voor- en achternaam en uw email-adres. Dan komt alles goed.

Het goede nieuws van dit alles is in de eerste plaats dát er herbergnieuws is, wat bijzonder is zo net na de optredens. Bovendien verwachten de mannen van de herberg dat ze in de toekomst geregeld iets te vertellen hebben, anders zouden ze immers niet Troostbericht in het leven geroepen hebben. Toch?
Conclusie: herbergactiviteiten tijdens alle seizoenen. Als dat geen goed nieuws is! Aanmelden dus!

vrijdag 27 mei 2011

American Dream

Vanochtend heb ik niet ontbeten.....

De blogrevival eindigt vandaag. Vijf dagen op rij. Het viel me niet mee. Vooral omdat ik mezelf toch gebonden voel aan het schrijven over het herbergboek. Het zal u niet ontgaan zijn dat ik dat boek er deze week soms met de haren bijgesleept heb. Ik had eigenlijk te weinig herbergnieuws. Bovendien is het examentijd, dus het was nog behoorlijk druk ook. Wees gerust; er gloort veel moois. De goede lezer heeft dat al kunnen lezen aan het suggestieve laatste zinnetje van gisteren. De lampen moeten nog even op groen springen in Sevenum en America, maar dan hoort u van mij.
Omdat ik dus weinig te melden heb, besloot ik vannacht maar weer eens naar America te gaan. Dat leek me wel handig. Daar zou immers best wel wat informatie te vinden zijn om het laatste weekblogje uit te peuren. Voordat jullie denken dat ik echt knettergek geworden ben: ik ben niet echt in America geweest. Ik nam me voor ernaartoe te dromen. Ja, dat kan. Als je maar wil, kan bijna alles. Goed, een sixpack op mijn buik is niet meer haalbaar, maar voor de rest: noem het maar op.
Lang geleden, ik was nog een jonge god, volgde ik een lezing van iemand die met ernstige, geen enkele twijfel duldende stem verkondigde dat je 'dromen kunt leren'.  'Maar,' zo zei hij waarschuwend, 'je moet er wel wat voor doen.' Het bleek ook niet zonder gevaar, want je zou 'deuren tegen kunnen komen' en je moest vantevoren 'goed nadenken of je die deuren wel wilde openen'.
Enfin, op mij kwam hij toen over als iemand die zijn eigen planten kweekte en die vervolgens liefdevol oprookte.
Gisteren dacht ik echter ineens: waarom eigenlijk niet?  Waarom zou ik het niet proberen? Als het een leuk blogje oplevert, dan is het het waard en zo niet, nou ja dan niet. Ik maakte aantekeningen voor ik ging slapen, want dat moest van die hasjkikker. 'Hasjkikker' is dat Limburgs sentiment of zei heel Nederland dat in die dagen? En moesten jullie dan ook aan een echte groene kikker denken? Of zeiden jullie 'kicker' in plaats van 'kikker'? Goed, nu terzake.  Het volgende schreef ik op: lekker eten, Jack Poels, America. Drie termen leek me genoeg; ik ben immers een onervaren droomopwekker.
Nou, ik had de ogen nog niet dicht of daar ging ik hoor. Ineens zat ik, woeesssjjjjj, in een klein bakkerijtje. In America. Het was niet de echte 'Bekker Lei' uit het liedje. Maar toch was het een bakker in America. Je weet wel hoe dat werkt in dromen. Achter de toonbank stond een hele vriendelijke oude dame. Op de toonbank stonden van die glazen stolpen met snoep. Buiten de mevrouw waren er twee mensen in het winkeltje:  Jack Poels en ik. In de glazen vitrine lagen allemaal gebakjes: met aardbeien en slagroom en chocola en van die bananenbroodjes, puddingbroodjes en hanenkammen. Jack zei:
'Beginnen we links of rechts?'
Ik zei dat me dat om het even was. We begonnen links en hebben die hele vitrine leeg gegeten. En die vriendelijke mevrouw knikte ons toe en zei dan:
'Deze, die moet je ook eens proberen, die is echt lekker.'
En dat deden we dan.

donderdag 26 mei 2011

Wolven

Op sommige uitspraken heb ik het niet zo. Een van de meest jeukende vind ik 'Liefde is een werkwoord.' En zeker als dat zinnetje, en dat is bijna altijd het geval, uitgesproken wordt met een wijze, peinzende blik.
Liefde is een werkwoord. Eigenlijk zou je het voor de grap eens moeten googelen. Hoeft trouwens niet echt, want dat heb ik net al voor jullie gedaan. Een zekere Alfons Vansteenwegen, psycholoog én psychotherapeut, dus voorwaar geen jongen van de straat, schreef een boek met die titel. Tweehonderd pagina's lang. Guus Meeuwis maakte er een liedje van. Dat is zijn goed recht. Wie ben ik om daar bezwaar tegen te maken.  Aan de andere kant: 'Liefde' is natuurlijk geen werkwoord. Kom op zeg. Liefde is een zelfstandig naamwoord. 'Liefhebben' is een werkwoord, hoewel ik dat zelfs al cru vind klinken. Maar als je zo nodig iets als werkwoord wil wegzetten, zeg dát dan. Dat klopt tenminste. Tuurlijk, ik snap de betekenis wel. Je moet je best doen enzo. Niet alleen de bloemen buitenzetten, maar ook eens bloemen meenemen. Liefst op onverwachte momenten. 
Gek genoeg en dat weet lang niet iedereen is 'wolven' wel een werkwoord. Alleen heeft het dan geen betrekking op dieren die in het woud leven. Ik bijvoorbeeld, zei de gek, heb vandaag gewolfd. Eigenlijk wilde ik gaan uitleggen wat het is, maar dat is misschien te afgezaagd en dan ben ik wel ontzettend de leraar aan het uithangen. Ik loof gewoon een klein prijsje uit voor degene die weet wat 'wolven' is. Gewoon omdat ik jullie lief vind. Kleine aanwijzing: 'wolven' heeft niets, maar dan ook helemaal niets met Herberg de Troost te maken. 
Hoewel, met een beetje fantasie -fantasie is trouwens net zoveel werkwoord als liefde, namelijk niet- wel met het Troostboek. Na het wolven, moet je namelijk afwachten. En in die fase zit ik nu met 'Niet opschrijven' ook. Het manuscript ligt in Amsterdamse handen en ik check elke dag mijn mail, een keer of twintig. Net als helemaal in het begin, toen ik Jack Poels mailde met een vraag. Verwachtingsvol naar je mail kijken; dat is zeker ook een werkwoord. En dat gaan jullie binnenkort ook doen. Wedden?


woensdag 25 mei 2011

Jimmy

Op een avond kwam hij aanlopen. Hij stond aan de achterdeur en zette zijn pootje tegen de tuindeuren. Daar waren wij niet tegen bestand. Jimmy mocht naar binnen en dat hebben we geweten.
Eerst joeg hij Charlie, onze andere kat de gordijnen in. Daarna was Floris, onze lollige Labrador, aan de beurt. Die had het snel begrepen. Hier moet ik uit de buurt blijven, dit is bad news. Hij heeft het ons nooit echt kwalijk genomen, hoewel hij wel af en zijn hondenblik op ons richtte alsof hij wilde zeggen:
'Hadden jullie dit niet een klein beetje kunnen voorzien? Haal toch niet alles in huis.'
Het is later allemaal goed gekomen met Jimmy. 
Gisteren zag ik een indrukwekkende documentaire over een heel andere Jimmy.  Gitarist Jimmy Rosenberg. Die documentaire houdt me de hele dag al bezig. Ik zag een rauw beeld van een man voor wie muziek alles is, maar die ondertussen ook ten onder gaat aan drugs en zichzelf helemaal verliest. Hij blikte terug op een inktzwarte periode en zag er nog steeds uit als een opgejaagde kat. Ogen die schichtig heen en weer schoten. Overdreven bravoure:
'Ik kan snel geld maken. Ik kreeg 20.000 euro per half uur, of 40.000, of 80.000 of een paar miljoen.'
Weer die ogen en toen berusting, alsof het het licht uitviel.
'Ik heb zelfs drie jaar geen gitaar meer gehad.'
Hij moet het gevoel hebben gehad dat hij doodging, want muziek is zuurstof voor de man.
Dat van die zuurstof verzin ik niet zelf.  Mo' Jones vertelde me dat Stochelo Rosenberg, een neef van Jimmy, muziek als zuurstof ziet. Dat zei Mo niet voor niets, want voor hem geldt hetzelfde. Zet hem in een muziekwinkel en hij zit overal aan en als hij op vakantie een piano ziet in een kroeg dan vraagt hij of hij daar elke avond een paar uur mag spelen. Mo mag dat. En dat is het goed. Vakantie gered. Rust.

Een klein beetje rust in het hoofd gun ik Jimmy Rosenberg ook. En heel veel zuurstof.


dinsdag 24 mei 2011

Zumba

Toegegeven: ik doe er soms een beetje lacherig over, maar dat komt natuurlijk eigenlijk omdat ik jaloers ben. Op hooguit tweehonderd meter van de bank waarop ik nu zit, gebeurt het. Nu, op dit moment.  Ik heb vriendelijk gevraagd of ik een keer mocht komen kijken. Ik heb gesmeekt. Nul op het rekest. Ja, als ik meedoe, dan misschien. Dan gooit ze het in de groep. Maar ik wil helemaal niet meedoen. Nee zeg, doe voor mij geen moeite. Gewoon langs de muur staan en kijken. Vijf minuten voor tijd ga ik weg en dan zet ik voor alle zumbazusters thee. Koekje erbij. The works.
Ik kan niet meedoen omdat ik een klein defect in mijn timing heb. Ik ben niet zo'n danser. Dat durf ik hier wel toe te geven. Misschien is dat trouwens niet eens waar. Ik voel me gewoon niet op mijn gemak op een dansvloer. Ik weet niet hoe ik moet beginnen. Dan sta je daar. En dan? Dat is raar hoor. Ik ging vroeger trouwens wel gewoon naar eh dansfeesten. Heet dat zo? Mijn vrienden en ik stonden elke week in Tivoli in Utrecht. Te kijken. En dat was goed. Meer hoefde helemaal niet. En als iemand ooit de neiging kreeg om te gaan dansen, dan wist je dat we naar huis moesten. Dan was het genoeg geweest. Dan had hij, of ik, dat kwam toen ook nog voor, genoeg gehad. Meer dan genoeg.
Daar in Tivoli oefende ik als fly on the wall. Daar heb ik nu profijt van. Want als ik niet té aanwezig ben, doen die popsterren van Herberg de Troost gewoon zoals ze zijn en zijn ze zich niet zo bewust van het feit dat dat gekke roodharige kereltje alles opschrijft.
Sommige mensen, vaak flamencoachtige types, proberen trouwens het gerucht de wereld in te helpen dat danscapaciteiten en bedcapaciteiten causaal verbonden zijn. Hier is echter nooit welk wetenschappelijk onderzoek dan ook naar gedaan. Meet dat trouwens maar eens; ik geef het je te doen.  Niet bewezen: dus niet waar. Dit ter geruststelling van mijzelve en andere muurvliegen.

Overigens en ik hoop dat dat niet onopgemerkt blijft, schrijf ik deze week elke dag een stukje. Dit in het kader van de 'blogrevival'.  Andere blogs die meedoen én de moeite waard zijn, vindt u hier.
Kijk daar eens naar. Heeft u trouwens die 'T' rechtsboven gezien? Die is van Twitter. Ik vind het leuk als u me volgt. Kijk maar....

maandag 23 mei 2011

Teambuilding

Hans van Breukelen spreekt timing uit als 'tijming' en dat mag hij van mij. Een paar maanden geleden was hij bij ons op school. In het kader van een door de directie geïnitieerde teambuildingsactiviteit sprak hij een zaal vol docenten toe. Mijn baan zou het niet zijn: er zitten wijsneuzen in zo'n zaal waar je u tegen zegt. Maar Hans maakt dat allemaal niks uit. Hans dribbelt met zo'n headset op zijn hoofd over het podium, schudt wat anekdotes over René van der Gijp (en wie lag daar in de zon, op die boot?? Juist, Gijpie!) uit zijn mouw, lacht veel, spreekt mensen bij de naam aan en heeft een glasheldere boodschap waarin hij heilig gelooft. Ik heb me prima vermaakt en ik geloof dat ik zijn boodschap ook nog wel kan samenvatten. Die luidt ongeveer als volgt: doe waar je goed in bent, geloof in jezelf en doe wat je moet doen samen, als team. Ga dus niet als Van der Gijp met een stel mooie vrouwen op een boot liggen, terwijl de rest een bosloop doet. Dat is namelijk niet in het teambelang.
Niks mis met de boodschap, geen speld tussen te krijgen. Zo algemeen ook dat je er alle kanten mee uitkunt. Slim bekeken dus.
Anderhalf uur lang bestookte de Breuk ons met zijn enthousiasme. De taal die hij daarbij gebruikte was van een soort waar ik normaal gesproken rode vlekken van in mijn nek krijg. Veel: 'neuzen dezelfde kant op', en 'een stukje vertrouwen' 'naar de leerling toe' uiteraard, maar ook en dat was blijkbaar net zo belangrijk 'naar je direct leidinggevende' of 'je directe collega'. Ik zal het maar ronduit zeggen: zijn slepende Utrechtse accent voorkwam een hyperventilatieaanval bij mij. Utrechts is bij uitstek geschikt om algemeenheden te verkondigen als een soort hogere waarheid. Tenminste dat vind ik. Als ik een Utrechtse voetbaltrainer bloedserieus hoor zeggen:
'We hadden het betere veldspel, maar we zijn helaas vergeten onszelf te belonen en dat is jammer.'
Dan geloof ik dat.
Het Utrechts mag dan heel geschikt zijn om een belegen boodschap van mosterd te voorzien, voor de subtielere boodschappen kun je beter het mooie Americaanse dialect kiezen. Luister maar eens naar:
Goud van Rowwen Hèze met een prachtige tekst van Jack Poels.

Bij nader inzien maakt het misschien niet eens zoveel uit of het Utrechts of Americaans is. Het gaat erom dat Jack Poels een gevoel oproept door iets schijnbaar alledaags te beschrijven en niet door het het gevoel zelf te benoemen. Show don' tell.
Van Breukelen zou zeggen:
 'Daar herken je de groten en de hele groten aan.'

zondag 15 mei 2011

Tape rolling!?

Ik heb een fenomenaal geheugen. Voor zinloze feiten. Met name in sportuitslagen ben ik, nou ja, een fenomeen. Wanneer het precies was, weet ik niet. In jaartallen ben ik dan weer niet goed, heel gek is dat. Mijn ouders en ik reisden mee met de supportersbus van handbalvereniging Blauw Wit uit Neerbeek. Op zich al een schitterend verhaal natuurlijk. Ik herinner me een man die blauwwitte klompen bij zich had die hij heel hard tegen elkaar sloeg. Hij riep dan: Blauw Wit! Rare man. We moesten  helemaal naar Den Haag voor de wedstrijd Hermes-Blauw Wit. Einduitslag 17-8. Ruststand 8-3. Smadelijke nederlaag. De wedstrijd daarna speelde Blauw Wit thuis tegen Swift uit Roermond en won met 14-10 nadat het eerst met 0-3 achterkwam. Moet ik doorgaan?
Helaas werkt mijn geheugen op andere fronten weer heel slecht. Ik moet bijna elke dag terug het huis in om te controleren of het gas niet aanstaat en daarna nog een keertje of het koffiezetapparaat wel uit is. Het is een gegeven waarmee je leert leven. Ik weet niet beter.
De vraag die eenieder nu natuurlijk op de lippen brandt en die ik graag voor jullie beantwoord, is uiteraard: Werkt bij het volgen van de herberg de goede of de slechte kant van je geheugen?
Met andere woorden: Beste Ralf, schrijf je alles op, neem je alles op of onthoud je alles?
Op mijn beurt zeg ik dan: Waarde lezer, die vraag is niet eenduidig te beantwoorden. De vraag was trouwens ook niet eenduidig, maar dat terzijde.
Bij het maken van het boek maak ik onderscheid tussen twee verschillende typen schrijfsels: de sfeertekening en het gesprek. Gesprekken neem ik tegenwoordig meestal op. Tenminste als het een gesprek tussen mij en één persoon is. Inmiddels weet ik dus ook dat ik de telefoon dan in de vliegtuigmodus moet zetten omdat de opname anders stopt als iemand belt of sms't.
Je blijft leren in dit leven. Het gaat maar door.
Gesprekken tussen meerdere personen, een vergadering bijvoorbeeld, neem ik nooit op. Dan maak ik wel aantekeningen.
Als ik de sfeer wil beschrijven, dan kijk en luister ik eigenlijk alleen maar heel goed. Soms typ ik daarna als ik in een donker hoekje sta een woord of een paar woorden in op mijn telefoon.
Op 7 april heb ik blijkbaar de sfeer getekend van de repetitie. En hoe. Lees maar mee.

Opkomst René Shuman wordt geoefend.
Tren: Ik tel tot 4. Dat is het veiligst.
Fred: Jaaaaa, ik lig op schema. Ik houd er niet van als dingen niet op tijd af zijn.
Mo: Ja Tren, zet de bril maar op.

Enzovoorts.

'Ja Tren, zet de bril maar op'??
 O ja, nu weet ik het weer. Tijdens het oefenen kwam er via de zijdeur een bijzonder mooie vrouw binnen. Als ik zou kunnen tekenen, zou ik haar zo kunnen uittekenen. Ik onthoud dus toch niet alleen zinloze feiten. Helaas komt dit stukje niet in het boek. Dit kan ik natuurlijk niet opschrijven.

maandag 9 mei 2011

Frans

Frans Duijts. Die kende ik dus niet. Tenminste niet bewust. Maar nu wel. Wij, de Mohrens dus, waren er eventjes tussenuit dit weekend. We zaten in Horst op een camping. Een camping met geitjes, een pauw, verschillende tractors, een glijbaan en een trampoline.  En Frans Duits dus, die onze buurman was.  Ons zoontje was vanaf het begin nogal gebiologeerd door de jongste Duits-telg. Helaas voor hem gaf die echter geen enkele sjoege. Sterker nog: als hij naast haar op het bankje bij de trampoline ging zitten, schoof zij van hem af. Het goede aan James is dat hij daar dan een spel in ziet en de afwijzing nog niet leest. Tien minuten later zaten ze samen met zand te spelen. Doorzetten dus. Net zijn vader. Jullie moesten eens weten wat voor moeite ik heb moeten doen hier. Ik heb mijn buik er finaal afgetraind. Tenminste dat maak ik me graag wijs. Het kan ook de stress zijn geweest.  Ik kookte de meest waanzinnige maaltijden met allerlei gekke kruiden. Ik ben zelfs naar Eindhoven verhuisd. Vanuit Maastricht. Nou gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat mevrouw hier ook naar Eindhoven verhuisde. Vanuit Utrecht. Liefde is: bereid zijn naar Eindhoven te verhuizen.
Maar dit weekend zaten we dus in Horst, of Hoooooooors zoals de locals zeggen. Daar mag je best ver in gaan, in dat rekken. 
Vrijdagavond had ik nog een mooie herbergafspraak staan. Ik vertelde James dat ik met Tren ging eten. James vond dat goed, die zat nog met zijn hoofd in de Duijtswolken.  Mijn vrouw knabbelde een heerlijke rauwe salade op, terwijl ik op het punt stond bij Vitellius in Sevenum te gaan dineren. Kortom, het leven was goed en daar is geen woord Frans bij.




maandag 2 mei 2011

Kanarie

Luister hier eerst maar eens naar, dan praten we dan verder.

Eigenlijk was hij het eerste belangrijke Herberg de Troost-lid met wie ik ooit een gesprek voerde. Nou ja gesprek. Hij vroeg me of ik een box wilde dragen. Dat zat zo. Ik had een interview geregeld met Jack Poels om te praten over 'Herberg de Troost'.  'Langs de Weg' was net uit en er was een perspresentatie in Broekhuizenvorst, waar de eerste herbergoptredens plaatsvonden.
Het kostte me enige moeite om de dame van de platenmaatschappij te overtuigen dat een face-to-face-interview beter was dan een telefonisch onderhoud.  De wereld hangt van toevalligheden aan elkaar. Als ik het er toen bij gelaten had, was ik nu deze blog niet aan het schrijven geweest.
Het was overigens wel mijn eerste interview ooit en dus was ik behoorlijk gespannen. In de auto heb ik hardop tegen mezelf gezegd:
'Dit is leuk, dit is géén zenuwbehandeling.'
Waarom ik precies gespannen was, weet ik niet helemaal. Ik kende de vragen. Ik wist toen al meer van Rowwen Hèze en Jack Poels dan een gemiddelde journalist die dit er even bij doet.  Dat was het probleem niet. Misschien moest ik gewoon wennen aan mijn rol. Je moet toch even een drempel over om er zelf in te geloven.
Op de parkeerplaats achter Lignuum Antiquum stapte ik uit en naast me stapte een jonge man uit een andere auto. Hij had een pet scheef op zijn hoofd en lachte vriendelijk. Ik kende hem niet. Hij vroeg me met een Noord-Limburgs dialect of ik hem misschien even wilde helpen. Ik hielp hem de boxen mee naar binnen dragen en had daarmee meteen een functie in het geheel. Dat vond ik wel fijn. Ik vind niks zo vervelend als ergens staan wachten met het idee dat mensen zich afvragen wat ik daar eigenlijk precies doe. Het afgelopen jaar leerde ik hem beter kennen kennen en toen bleek al heel snel dat hij een heel belangrijke rol binnen Herberg de Troost speelt. Pieter-Nic van den Beuken, want over hem heb ik het, bewaakt samen met Fred Houben het herberggevoel. Samen bestieren ze cultureel projectbureau Witgoed en Van Bontewas.  Zij zijn de mannen van de details. En van de sfeer. Ze regelen de aankleding en de organisatie en ze hebben een fijne neus voor wat echt is en wat kitsch is. Laatst stond Pieter-Nic in De Limburger en uit dat interview kwam mooi naar voren wat ik al wist: Pieter-Nic is een creatief kruidvat vol ideeën.  Daarnaast staat hij dus als een heuse wachter pal voor de herberg. Jack Poels beschouwt hem als 'de kanarie in de mijn'. Als Pieter-Nic begint te piepen, weten Jack en Tren dat er gevaar dreigt. Figuurlijk dan. Maar daarom niet minder belangrijk: kanarie Pieter-Nic.

maandag 25 april 2011

Skinnie in America

Vlak voor twaalven, op de rand van tweede paasdag, sta ik in de Zilverstroat voor 'Station America'. Op het terras zitten locale Americanen die het feest van Zijn Opstanding luidruchtig vieren. Ze doen dat door die andere Koning, die van het blond schuimend bier, stevig te omhelzen. Het is er de avond voor, daar niet van. De lucht mag inmiddels wat afgekoeld zijn, de stevige armen nogal eens gesierd met een tribal of andere versiering blijven zichtbaar. Armen die ik op de plaatselijke kermis wel zo'n bal de machine zie inslaan. Tot de meter uitslaat. 
Om acht uur die avond hield ik het niet meer. 
"Ik rijd toch nog even naar America," zei ik tegen Marlies.
 En daar ging ik: de paden op, de lanen in, over een nagenoeg lege A67, met een pracht van een rode bal in mijn achteruitkijkspiegel. Ik moet zeggen dat ik behoorlijk tevreden met mezelf rondtufte. Het enige wat miste, was een auto die mijn gevoel ook maar enigszins op een fatsoenlijke manier ondersteunde. Sinds mijn vrouw en ik te innige banden met de Wegenwacht dreigden te krijgen, hebben we voor degelijkheid gekozen. Geen half werk, want we hebben het lelijkste alternatief voorhanden gekozen.  Nee, ik noem geen merk en type. Ik laat het hierbij.
Daar op de Zilverstroat stond trouwens de auto die wel precies paste bij mijn stemming: een grijze Ford Granada. Begin jaren 80 schat ik. Zo'n auto waar je de armen met goed fatsoen uit de ramen kan hangen. Bij die auto stond de held van deze avond een Perzisch tapijt naar binnen te laden. Daarop had hij die avond gedreven staan spelen. Samen met zijn band. Voor een publiek van aandachtige luisteraars, gulzige bierdrinkers en een paar van zijn herbergcompanen. 
Even daarvoor had hij zijn laatste noot van de avond gespeeld. Tren en Jack vroegen hoe hij het vond:
Skinnie zei het zacht, voor zichzelf en als antwoord: "Dit is het mooiste wat er is, lekker spelen."
Op de terugweg heb ik mijn linkerarm naar buiten laten hangen. Mijn elleboog steunde op de raamlijst. Dat ging eigenlijk best. Bovendien was het donker.


vrijdag 22 april 2011

Troostvoer

De hele week zit er al een stukje in mijn hoofd, maar het stroomt maar niet naar mijn vingers. En dat terwijl het onderwerp zo eenvoudig is.  Het gaat over mijn witte vrienden met hun guitige kopjes die groeien onder de grond: de mollen onder de groente. Je hebt ze ook in het groen, maar dat vind ik toch een ander genre. Let op: ik discrimineer niet. Hoewel, geef mij in het geval van asperges toch de witte maar. Daar ben ik heel eerlijk in.
Omdat ikzelf dagelijks 'groei' in het onderwijs denk ik in schooljaren. Als de asperges komen, gaat het met het schooljaar de goede kant op. Carnaval is voorbij. Het weer is beter. De examenklassen gaan hun examens maken.  Ik kan op de fiets naar school zonder me in een zweterig regenpak te hijsen. Ook niet onbelangrijk: ik kan de zomervakantie bijna zien. Dus, als ik eenmaal asperges kan eten, zit het goed en komt het goed. 
Vorig jaar helemaal, ik at ze aan een zonovergoten Maas met die bekende zanger en twee mooie vrouwen van wie ik er één ook nog eens de mijne mag noemen. Dat was voor het boek. Ik doe alles voor het boek. Misschien moet ik zeggen dat dat stukje mislukt is en dat het over moet. Dat doen ze bij films ook: nieuwe takes maken. De asperge is mijn ultieme troostvoer op een moment dat er meestal niet veel te troosten meer valt. Tot vorige week.
Als ik ze zelf maak, haal ik ze altijd op dezelfde plek. In Oirschot. Van de zoon des huizes was ik mentor en één van de dochters heb ik ook lesgegeven. Ik ken de ouders dus niet alleen van de asperges, maar ook van ouderavonden op school. Altijd als ik er kom, maak ik een praatje over de vervolgopleiding van hun kinderen en vragen ze mij naar het werk op school. Het zijn betrokken, aardige mensen. 
Afgelopen zaterdag stond ik in de rij. Ik zag de eigenaresse niet. Dat komt wel vaker voor. Soms is het druk en werkt zij achter de schermen. Misschien had ze even pauze. Mijn blik dwaalde af, schuurde langs en bleef toen vastgespijkerd hangen op een foto die in een fotolijstje op de vensterbank stond. Het was een foto van haar. 
Die avond aten we asperges zonder woorden.