foto: Pascal Muller

Pagina's

woensdag 31 augustus 2011

Afwachten

Soms weet je het even niet. Tenminste, ik niet. Sommige mensen weten altijd alles zeker. Ik behoor niet tot die categorie. Soms vind ik dat jammer. Vaak niet. Het lijkt me ook wat schraal eerlijk gezegd. Alles is zoals jij vindt dat het is. Bepaald geen teken van intelligentie ook, maar goed. Dat is mijn mening en daar ben ik lang niet altijd zeker van. Ik zou een waardeloos populistisch politicus zijn.
En nu het linkje naar de herberg graag. Dat gewauwel ook altijd. Eigenlijk moet het trouwens gaan over het herbergboek, want dat was het plan van deze blog eigenlijk. Ik zou jullie een kijkje gunnen in mijn hoofd bij het schrijven van het boek. Nou, mijn hoofd was leeg de laatste tijd. Nou ja, niet helemaal natuurlijk. Ik maakte me bijvoorbeeld druk over een nieuwe baan en over wat andere zaken van ondergeschikt belang. Wat die baan betreft: ik ben inmiddels begonnen. Het loopt lekker, hoewel het wennen is. Daarbij kwam en nu gaat het echt gebeuren hoor: - ik spring als een hinde naar het herbergboek toe - ik wist het even niet met dat boek. Ik had me een paar keer dagen opgesloten. Had dingen aangepast, doorgekrast en weer opnieuw opgeschreven. En toen opgestuurd. Naar Amsterdam. Naar de literaire agent. Pardon, naar mijn literaire agent. En dan is het afwachten en dan ga ik toch weer twijfelen. Soms. Is het wel goed genoeg? Is het wel interessant genoeg voor een groter publiek. Niet omdat Herberg de Troost niet interessant genoeg zou zijn, maar omdat ik het misschien niet boeiend genoeg beschrijf allemaal. Dat soort dingen, die bedenk ik dan. Terwijl ik het eigenlijk ook wel weer goed vind. Anders zou ik het niet eens opsturen. Zo gaat het dan, in dit hoofd. Vandaag kreeg ik mail. Ik sta op de rechtenlijst voor dit najaar en het voorstel voor het boek ligt inmiddels in de mailbox van behoorlijk wat uitgeverijen. Dat is een flinke stap in de goede richting. En nu? Gewoon rustig afwachten.

donderdag 18 augustus 2011

Babe magnet

Het is dat je er hier in de wijk niet echt hoge ogen mee gooit, maar anders had ik me vanochtend huppelend naar station Eindhoven Beukenlaan begeven. Wees maar gerust; ik heb het niet gedaan. Ik wilde hem onder ogen komen zonder correctieve tik vooraf. Maar goed, hij of zij, wat u wilt, is terug. Zogenaamde vrienden raadden het me af. Geld weggegooid en je kunt toch een elektrische fiets kopen als je het te ver vindt. Hoe ver is dat Valkenswaard nou eigenlijk helemaal? Ik zou willen dat ik kon fietsen. Heerlijk. Het regent in Nederland goedbeschouwd eigenlijk bijna nooit. Lekker fris en als je thuis komt, ben je alles kwijt.  Een elektrische fiets. Er zijn er waar je het niet of nauwelijks aan ziet. Het is dat ik in Den Bosch woon en al een motor heb, maar anders zou ik het wel weten.  Een elektrische fiets. Ik had het wel een uitdaging gevonden hoor, daar niet van. Maar de vraag is of je alle uitdagingen in dit leven aan moet gaan. Ik denk het niet.
Maar goed, zoals ik zei: hij, of zij, is terug. Teruggekocht. Ik weet dat het niet sjiek is om over auto's te praten. De enige die het eigenlijk kon maken, was Martin Bril. Met zijn Volvo. Ook leuk, een Volvo. Staat wat mij betreft op nummer twee. Laten we eerlijk zijn; dit is niet zomaar een auto natuurlijk. Dit is een archetype. Als een kind een autootje tekent, tekent het een Saab 900 classic. Altijd. Ik weet dat er soms mensen in zitten die een hoed dragen van geruite stof.  Ik vind niet dat je hem, of haar, hier op mag afrekenen. De auto heeft 349000 km gereden. 'Net ingelopen' zeggen Saabnerds dan. Ik vind het toch vrij veel. Ik weet dat er een moment komt dat ik vloekend langs de snelweg op mijn gele vrienden van de Wegenwacht sta te wachten en dat mijn zwager dan moet lachen. Dat weet ik allemaal. Maar daar gaat het niet om. Tenminste nu niet. Vrouwen vinden hem of haar leuk. Tenminste, de vrouwen die ik leuk vind, vinden dat. Niet dat het me daar om te doen is, maar toch. Dat voordeeltje biedt de elektrische fiets niet.

zondag 14 augustus 2011

Verder naar vroeger (2)


We liepen naar de tribunes, die inmiddels vol waren en vonden een plekje onderaan tegen een hek. Niet dat het mij veel uitmaakte: door het hek keek ik naar de spelers op het veld die hun warming up deden. Mijn vader achter mij in gesprek geraakt met enkele Kerkradenaren, bleek ineens weer te roken. Ik herkende het goudbruine pakje Caballero waarvan ik dacht dat het voorgoed uit zijn leven verdwenen was. Het leek me nu niet het moment hier een enorm punt van te maken. Bovendien drukte hij me een Cornetto in de hand. De conclusie was gauw getrokken: mijn vader mocht van mij roken en ik zou mijn moeder hier niet van op de hoogte stellen.
De wedstrijd begon, de Ajax-fans zongen liedjes. Onder andere over Ray Clarke, een Ajax-speler. Ray Clarke, wat een naam! Ray Clarke, James Dean, Elvis Presley,  Leo Ehlen. Wie hoort er in dit rijtje niet thuis?
Roda kon niet winnen die avond, dat was me al meteen duidelijk. Mijn vader had Cor Brom geluk gewenst. Daar kon zelfs Dick Nanninga niet tegenop. De doelpunten herinner ik me niet meer. Wel een bal die voor het doel langsging waar een Roda-speler op kwam inglijden. Hij miste, maar gleed prachtig door over het groenste gras (de lampen waren inmiddels aan!) dat ik ooit gezien heb.
Het bleef daardoor 0-2. Het commentaar langs de kant werd negatiever. Over de spelers van Roda in het algemeen: “Schloafkoppe” en Dick Nanninga in het bijzonder: “Sjteit deh lange wir ze schloafe.” Het kon me niet schelen. Ik stond hier, in Kerkrade, langs een hek ijs te eten, terwijl mijn vader een arm om me heen had en grapjes maakte met mannen van wie ik het dialect maar half verstond, als een mobiele telefoon waarvan de verbinding soms wegvalt. Voor en om heen zag ik de volle tribunes met plukjes Ajax-supporters met rood-witte gezichten. Het veld lag in een warm bad van licht zoals licht bedoeld is. En op dat veld zag ik de spelers. In het echt. De Ajax-spelers snel en lichtvoetig. De Roda-spelers iets minder, maar toch ook nog veel sneller dan bij Studio Sport. De kluiten vlogen in het rond.
Na de 0-3 en met nog 15 minuten te spelen, stelde mijn vader voor te gaan, zodat we niet in een helse file zouden belanden. Ik vond het prima. Ik had genoeg prikkels gehad voor één avond. Het was genoeg zo. Ik had het bewijs dat er een werkelijkheid achter Studio Sport zat die nog mooier was dan het beeld. In feite onthulde mijn vader dit bewijs door met mij naar de wedstrijd te gaan, wat me een niet te beschrijven gelukzalig gevoel gaf.  Niet onbelangrijk detail: ik wilde mijn vaantje veilig Kerkrade uitkrijgen en thuis op mijn kamer ophangen, zodat ik, ernaar kijkend, deze avond meteen terug zou kunnen halen. We reden naar huis, ik rende naar mijn moeder, liet buiten adem het vlaggetje zien, hield mijn lippen stijf op elkaar over de terugkeer van Caballero en keek samen met mijn vader naar Studio Sport. We zagen Dick Nanninga tien minuten voor de tijd voor een misgrijpende keeper de 1-3 inkoppen.

donderdag 11 augustus 2011

Verder naar vroeger

Een echt Herberg de Troost-moment, gesplitst in twee delen, zodat het lijkt alsof er een cliffhanger in zit, wat uiteraard niet zo is. 

Weken had ik gezeurd en ineens – waarom nu wel kan ik me niet herinneren- was het zover. Mijn vader en ik (9) zouden samen naar het voetballen gaan.  Echt, in een stadion.
Mijn belangstelling voor voetbal had zich gedurende dat jaar langzaam maar gestaag ontwikkeld. Gevoed door de Studio Sport-uitzendingen op zondagavond en de verhalen van mijn vader en opa over vroeger: Fortuna ’54 dat was pas voetbal. Frans de Munck, keeper met bijnaam en wat voor één: de zwarte panter, hing soms aan de lat. Om het publiek te vermaken. Veel had hij immers niet te doen, want Fortuna speelde onaards voetbal.  Ik kreeg van mijn opa een speldje van Barcelona. Die club had dat speciaal laten maken voor de wedstrijd tegen Fortuna, tenminste dat was mijn conclusie. Inmiddels was Fortuna echter gefuseerd met Sittardia en leidde de club een vrij droef bestaan in de eerste divisie. 
We gingen niet naar Sittard, want daar zou alleen maar afbreuk gedaan worden aan het beeld dat ik, door mijn vader en opa zorgvuldig opgebouwd,  in mijn hoofd had. Fortuna was Geleen en van vroeger en daar had het Fortuna sc van nu helaas weinig meer mee te maken. Dan maar twintig kilometer verder naar Kerkrade. De mensen spraken er weliswaar een raar Duits dialect, de plaatselijke club speelde in elk geval wel eredivisie. Bovendien voetbalde Dick Nanninga er. Een speler voor wie ik een enorm zwak had. Ik kan op geen enkele manier meer terughalen waar dat vandaan kwam: hij leek in niets op de sierlijke spelers die mij voorgespiegeld waren door mijn vader en opa. Hoe die dingen werken, het is een raadsel.
Wat zeker meespeelde bij onze keuze Kerkrade in plaats van Sittard te bezoeken,  was het affiche: Ajax kwam op bezoek. Ajax kende ik van Studio Sport. De club had een shirt dat zelfs op onze kleine zwartwittelevisie mooi was.
Het was een avondwedstrijd, wat natuurlijk het mooiste is. Toen we naar Kerkrade reden, was het nog licht, het was mei. Maar zelfs als de wedstrijd in oktober gespeeld zou zijn, zou het nog licht zijn geweest. Mijn vader wilde namelijk altijd en overal veel te vroeg aanwezig zijn met het oog op onverwachte calamiteiten.  Een eigenschap die ik altijd op prijs heb gesteld en inmiddels volledig heb overgenomen. Doordat we vroeg waren, kon mijn vader gemakkelijk parkeren. Iets waar hij ongetwijfeld tegenop zag. Hoewel we ruim voor de wedstrijd naar het stadion wandelden, liepen we tussen honderden jonge mannen langs de lange weg die in Kerkrade naar Kaalheide leidt. Sommigen met geschminkte gezichten en lakens om met teksten erop. Ajax-fans zo wist ik. Ze zongen liedjes en liepen over straat alsof ze thuis waren. Schmink was mij bekend van het jaarlijkse vrolijke carnavalsfeest, maar hier ging toch een lichte dreiging vanuit. Verhitte koppen die rood en wit waren.
Blijkbaar kende mijn vader de weg, want we stonden zo maar in de kantine van Roda.  En, ineens, ik had even niet opgelet, bevangen door de entourage, stond mijn vader daar gewoon te praten met Cor Brom, de trainer van Ajax! Nadat mijn vader hem succes gewenst had, verdween de coach weer. Ongetwijfeld om zijn spelers tips te geven. Dit was vreemd.  Mijn vader, biologieleraar te Geleen, wenste Cor Brom, trainer van Ajax geluk. Na overleg met mijzelf besloot ik dit niet als verraad te beschouwen.
Weer terug in het stadion kocht mijn vader een vaantje van Roda jc voor mij. Een vrouw op leeftijd verkocht de souvenirs in een houten kraampje. Ze drukte mij op het hart het vlaggetje weg te stoppen, opdat onverlaten uit Amsterdam het niet af zouden pakken. Ik moest goed luisteren om haar te verstaan en weet bijna zeker dat ze toen ze het wisselgeld teruggaf het over 'Pfennige' in plaats van centen had. 'Fufzig Pfennige' dat zei ze. Ik stopte het vaantje onder mijn trui; de houten punten van het mechanisme prikten in mijn borst. 

vrijdag 5 augustus 2011

James

Mijn zoon was gister jarig. Hij werd drie jaar oud. Een uitgelezen moment voor mij om wat zaken te delegeren en voor hem om het initiatief wat naar zich toe te trekken.