foto: Pascal Muller

Pagina's

dinsdag 28 september 2010

Megje van Vermeer

Het gaat goed, dank u. We zijn over de helft mijn zoon en ik. Het huis slibt langzaam dicht, maar we hebben het heel gezellig. Toch vind ik dat dit jongensfeestje zo langzamerhand wel lang genoeg geduurd heeft. Als je zelfs de gekke trekjes van iemand gaat missen, dan weet je hoe laat het is.
Het schudden met het kussen voor het slapengaan. Daar is namelijk altijd iets mee aan de hand, met dat kussen van haar. Het dekbed zit trouwens ook zelden goed in de overtrek. Lig je net lekker, moet dat hele dekbed even fladderen boven het bed. Weer of geen weer. Dat moet.
'Anders kan ik echt niet slapen, als dat niet goed zit. '
Ze heeft trouwens eigenlijk ook nooit de goeie schoenen. Of, ze zijn wel goed, maar weer net niet voor deze of die gelegenheid. Een leuk kort jasje zou trouwens ook handig zijn. Dat getreuzel waar ik me altijd aan erger; eigenlijk getuigt dat van een innerlijke rust waar deze jongen hier een flinke punt aan kan zuigen. 
Mocht het nog niet duidelijk zijn, dan wil ik het best nog een keer opschrijven hoor. Ik mis haar. En wat doe je dan, als man alleen? Juist. Troost zoeken. Nee, schrik maar niet. Het komt allemaal goed.
's Ochtends in de auto draai ik altijd de eerste vijf liedjes van 'Langs de Weg' en als ik terugrijd en James ophaal, draai ik 'Verder naar vroeger' twee keer en voeg daar 'Guiness' aan toe. Elke dag. Structuur mensen. Belangrijk. 
's Avonds luister ik 'Zilver' de nieuwste Rowwen Hèze. Favoriet 'Megje van Vermeer' soms wel vier keer achter elkaar. En alle vier de keren loopt er zo'n rillinkje van rechtsboven in mijn nek naar links onder mijn schouderblad. Lijkt me een Teken. Hotel New York, Rotterdam. Het kwam er nooit van. Maandag komt ze terug. Tien over vijf 's ochtends. Als ze op tijd is.
Maandag komt ze terug. Als ik nou eens gewoon boek. 


maandag 20 september 2010

Thermische beveiliging op oververhitting

Daar gaat ze. De te zware rugzak die ze van haar zus geleend heeft op haar rug. Een kleinere met de handbagage van voren. We lopen niet mee, James en ik. Vanwege de emoties. Dus sleept zij zich beladen met kilo's naar station Beukenlaan om vandaar naar Schiphol te gaan. De klomp die zich gisteravond zo ongeveer halverwege De Zomer Voorbij met Jan Smit ongemakkelijk in mijn borst nestelde, schiet bijna los. Hij hangt aan een zijden draadje. Mijn zoontje op mijn schouder schreeuwt om nog één kusje van mama. Dat willen we allemaal wel. Ze kijkt nog een keer om.
'Ga maar naar binnen.'
Dat doe ik.
Jack Poels heeft een speciale gadget om te grote woorden en dik sentiment uit zijn teksten te houden. Elk woord wordt gewogen. Gaat naar een speciale kamer in zijn hoofd en moet langs een thermostaat die thermisch beveiligt op oververhitting. Welnu, die thermostaat is hier kapot. Of hij staat verkeerd afgesteld, daar ben ik nog niet helemaal uit.
'Als je niet kunt slapen, dan denk je maar aan leuke dingen, dan rust je ook uit.'
Tip van mijn vader. Ik heb wat afgedacht tot nu toe en ik ben al veertig, hoewel je dat niet zou zeggen. Goed, aan leuke dingen denken dus. Ik word heel rustig van de Eilanden. De Wadden om precies te zijn en dan vooral Schiermonnikoog. Ik ben ook wel eens op Texel en Ameland geweest, maar dat is lang geleden. Sinds ik mijn vrouw ken, komen we elk jaar zeker één, liefst twee keer op Schiermonnikoog. Toegegeven, we zijn een keer vreemd geweest op Vlieland, maar dat had niks te betekenen.
Over Terschelling hoor ik ook altijd goede berichten. Daarom vond ik het ook wel mooi dat Terschelling de running gag was op de dag dat ik de heren van Herberg de Troost voor het eerst ontmoette. Ze speelden bij Spijkers met Koppen in Utrecht. Op de bovenverdieping van het café stonden schalen met broodjes. Ik zat er als een uilskuiken bij en probeerde uit te vogelen hoe de verhoudingen in de band lagen. Ondertussen mat ik mezelf een relaxte houding aan.
Mo Jones had het hoogste woord en zat Jack en Tren een beetje te stangen over Oerol waar Herberg de Troost blijkbaar een uitnodiging voor gekregen had. De drukke agenda verhinderde een daadwerkelijk optreden. Jack leek daar een beetje mee in zijn maag te zitten, maar liet de speldenprikken van Mo maar gaan. Later in de radioshow paste hij 'Seizoenen' aan en zong: 'Nee, Oerol, da's pas leuk!'
Oerol ging niet door voor de mannen van de Herberg. Toch zou een eilandbezoekje heel goed zijn. Al is het maar om inspiratie op te doen. Voor de echte herberg bijvoorbeeld.  Laat nou net op Schiermonnikoog hét hotel van Nederland staan. Met een gelagkamer waar je u tegen zegt.  Ik heb het personeel van dat hotel eens proberen te vangen in de volgende woorden:



Blauwe kiekendief
Ik was benieuwd hoe het rookverbod bij Hotel van der W gevallen was. Niemand rookte toen ik binnenkwam en dat verbaasde me. Het hotel kenmerkte zich in het verleden door de stevige rookpluim die er in de gelagkamer hing. Het personeel leek mede aangenomen te zijn op voldoende rookervaring. 
Ook op andere schijnbaar irrelevante eigenschappen voor het hotelbedrijf trouwens. Om te beginnen is er aan iedereen iets niet helemaal in de haak. Het merendeel van de obers loenst. Waarschijnlijk is dat om een werkelijkheid te achterhalen die gewone mensen niet kunnen zien. Dat vermoed ik tenminste. Iedereen draagt een pak. Maar en dit luistert heel nauw, nu goed opletten! Het pak moet net niet helemaal lekker zitten. Te korte broekspijpen bijvoorbeeld zijn goed. Een rare vlek net onder de kont, prima! Heel ruim of het jasje knellend om de buik. Mag ook. Vrouwen in de bediening? Liever niet. Tenminste niet in de gelagkamer. En roken dus. Shag. Liefst gedraaid uit een leren shagbuil. Op elk onbewaakt moment. Tijdens het tappen ligt er altijd een shaggie te smeulen in zo’n metalen asbak.
Maar dat was er allemaal niet meer. Misschien laat op de avond na het sluiten van de gordijnen. Maar ’s middags dus niet.
Het personeel is geheel verweven met het hotel. Je vraagt je af of de obers, want dat zijn het, na hun dienst even oplossen om vervolgens de dag erna weer geactiveerd te worden.
In dit kader was het voor mij dan ook uiterst teleurstellend één van de keyfiguren des hotels (denk aan een magere ex-postbode of brandweerman, met een hangend oog en voldoende onderhuidse woede om in korte tijd heel veel schade aan te richten), buiten het hotel te zien. En niet om een bestelling op het terras op te nemen, wat ik volkomen legitiem zou vinden. Liefst een beetje zwierig, zichzelf een klein, fijn grapje gunnend. ‘Verse jus? De jus is hier altijd vers, meneer!’ Met een opschrijfboekje waarin het biermerk van het hotel staat. 'Brand'. Opschrijven, puur voor de vorm. Het hoort er nu eenmaal bij. Bij het oberen. Hoeft niet, want hij onthoudt alles! Soms schrijft hij ook heel andere dingen op. 'Boot'. Of 'blauwe kiekendief'.
Maar nee, ik zag hem uit de Spar-supermarkt aan de overkant van de straat komen. Hij keek onrustig rond. Toen verdween hij weer en even later - en dat vond ik wel weer heel goed - zag ik hem op een ouderwetse herenfiets wegfietsen met één hand aan het stuur en één hand geroutineerd rustend op een groene krat Heineken die op het bagagerek stond. 
Gelukkig had hij zijn pak aan, de panden van zijn jas waaiden omhoog.


Zeg nou zelf, daar moet je toch geweest zijn? Ik was er in elk geval wel even net. In mijn hoofd. De thermostaat staat weer goed. De kleine wordt zo wakker en dan gaan we naar de speeltuin. En morgen?
Morgen komt ze terug. Bij wijze van spreken dan.





vrijdag 17 september 2010

China

Ik mag dan in Geleen geboren zijn; ik groeide op in Puth. Puth is een bergdorp dat uitkijkt over Schinnen en Geleen. Het is voorstelbaar dat jullie Puth niet kennen, daarom enige achtergrondinformatie. Puth is uitstekend bereikbaar via de plaatselijke verkeersader. Deze petit-périphérique bestaat uit twee delen. Mensen die vanaf Geleen Puth naderen, komen via de Geleenstraat binnen. Vanuit Schinnen maak je je entree over de Kerkweg.
Toen ik er nog woonde, waren er vier cafés waarvan er nu bij mijn weten nog twee over zijn. Eten kun je uitstekend in Puth. Bij Van Aken bijvoorbeeld, de friettent die door iedereen 'Bert' genoemd wordt. Daartegenover ligt Bakkerij Extra (Petra van Extra) en verderop, tegenover het huis waar ik van mijn achtste tot mijn achttiende woonde, ligt de winkel van Frans van de Smjeed. Hier is alles te koop en als het niet te koop is, bestelt Frans het. Desnoods helemaal in Holland. Vergeet ik iets? Ja, 'de fanfaar'. Die heet uiteraard Koninklijke Fanfare St. Caecilia. Wereldkampioen geworden trouwens, ooit,  in een bepaalde klasse die ik nu even niet paraat heb. Zelf heb ik ook even bij de fanfare gezeten. De details van dit hoofdstuk zal ik jullie besparen, maar er heeft een tijdlang een bugel in de kast gelegen. Op de grond, onder de plank met de voetbaltruitjes. Ik kreeg hem alleen niet aan de gang.
Puth dus. Of eigenlijk Puth-Schinnen. De naam Puth-Schinnen maakt nogal wat los bij mensen in de buurt en zelfs bij lieden verderop, in de krochten van onze prachtprovincie. Hoe vaak ik het volgende niet heb moeten aanhoren: 'Pöth-Sjinne??  Pöth-China, bedoelsze zeker. Kiek dae hie, dae kömp oet Pöth-China.' En dan liefst heel hard. In je oor, met een kegel van veel bier en met gratis slagen op je schouder.
Nou komt ie trouwens: de brug waar je met je klompen overheen kunt lopen. Mijn knappe vrouw gaat aanstaande maandag naar China. Twee weken lang. Naar Shanghai en Jingdezhen. Voor de Kunst. In den beginne vond ik het prachtig:
'Zo'n kans krijg je maar één keer. Geniet ervan. Wie weet krijg je wel allemaal nieuwe ideeën.'
Dat soort dingen zei ik allemaal. Bloedserieus, want hier maak je geen grappen over. Het komt nu alleen wel heel erg dichtbij. De komende weken pas ik op James die juist de laatste dagen, alsof hij het aanvoelt, behoorlijk op de moeder gericht is.
Even geen Troostafspraken dus. Daarna uiteraard wel; er zit behoorlijk wat in het vat. De Limburg Allstars bijvoorbeeld, daar gaan jullie toch ook allemaal naartoe? En gelukkig heb ik fijne Troostmuziek. Volgens mij verschijnt er zelfs op zeer korte termijn een zwarte schijf van een zekere moederband. Ik kom die twee weken wel door. I'll keep you posted!

zondag 12 september 2010

Geen jokers

De zanger van Bad Edge mailde net. Over Adje. Ad had een lange zwarte jas, regelde de bandjes in Cartouche en wist derhalve van wanten. Ad was dus de manager. Dan hoeft u daar ook niet wakker van te liggen vannacht.
Tussen neus en lippen gaf hij me ook nog wat andere informatie. Luister daarom goed naar het volgende: daar waar ik 'Cartouche' zei, moet 'station Tienray' staan. Stop de tijd.
Ik zet geen jokers in.

Adje

De avond van Nederland-Brazilië kregen onze havo-leerlingen hun diploma uitgereikt. Ik weet dat nog goed. Het was tropisch warm in de aula en de leerlingen waren uitgelaten, misschien wel meer van de winst van ons voetbalelftal dan van de aanstaande diploma-uitreiking. Sommigen hadden oranje petjes op, anderen waren door het bier tijdens de wedstrijd al behoorlijk in de krullen gezet.  Eén leerling droeg echter een mooi stemmig pak. Zijn haar zat strak in de gel. Ik heb de jongen een jaar of vier in de klas gehad. Vier jaren waarin hij zich van een lastige puber ontwikkelde tot de volwassen jongeman die ik nu de hand schudde. Hij kneep stevig in mijn hand, keek toen achterom de volle aula in en zei met gevoel voor pathos:
'Hier doe je het dus allemaal voor.'
Dat gevoel overviel mij vanmiddag om vijf over half een. Locatie: Pop-ei, Klokgebouw, Strijp S, Eindhoven. Daar stond ik dus op die platenbeurs waar ik naartoe zou gaan, weet u nog? Ik had zo'n beetje alle bakken gehad en inmiddels een ferm stapeltje platen onder mijn arm verzameld.
Hoewel ik redelijk tevreden ben, loop ik nog niet himmelhochjauchzend rond. Mijn ontbrekende Dylans bijvoorbeeld, die ontbreken nog steeds. Ik spit nog een keer door de bakken waar ik anderhalf uur geleden begonnen ben. Met name de bak 'collectors' kijk ik nog eens goed door. De verkoper is een lijzige, oudere man die op betweterige toon een potentiële klant toespreekt. Ik luister half en in gedachten trek ik een plaat naar boven. Een grijze plaat. Een jaren tachtig hoes. Ik kijk nog een keer goed. Ik geloof zelfs dat ik de plaat verder naar achter houd. De leesbril komt steeds dichterbij. En ja hoor: Bad Edge! Bad Edge dus,  de eerste band van Jack Poels. Op de achterkant van de hoes staat een piepjonge, ultraslanke Jack Poels die tegen de deur van jongerencentrum Cartouche in America leunt. Die plaat moet ik dus hebben. Voor op de hoes staat de prijs. Ik doe alsof ik die niet kan lezen en vraag tegen beter weten aan de man die iets van een heel lang konijn heeft, wat dat moet kosten, die plaat. Hij bevestigt wat ik eigenlijk wel weet en dat is me echt veel te gortig. Ook aan mijn gekte zijn grenzen. De man vraagt of ik een aanbieding in de buurt van het bedrag wil doen, maar ik zeg dat het echt te veel voor mij is. Ik doe alsof ik wegloop, maar omdat ik voel dat er misschien toch nog wat te halen valt, blijf ik een beetje drentelen. Dan halveert de sympathieke verkoper in één keer de prijs. Oké, je kunt er nog steeds een keer goed van stappen, met shoarma na afloop en ik ga die plaat niet heel vaak draaien, maar daar gaat het dus helemaal niet om. Dat heeft er zelfs niets mee te maken. Inpakken en wegwezen dus. Ik bedank de goedheiligman en ik zeg hem dat ik heel blij ben. 
'Dat zie ik,' zegt hij.

En dus zit ik nu breed grijnzend op de bank en lees het inlegvel:

'Bad Edge speelt, naast enkele covers, eigen muziek. Strak, eigenwijs en volgens Jantje een beetje te hard.' 
'Bel Adje' en dan een heel oud telefoonnummer dat na het kengetal slechts drie cijfers telt.

Toch eens vragen wie Adje is.








I just called to say I love you

Als ik mijn rijke en gelaagde persoonlijkheid in één woord zou moeten vangen, is 'nerd' niet het eerste wat in me opkomt. Ook het laatste niet trouwens. Ik ga bijvoorbeeld zo naar een platenbeurs. Denkend aan zo'n beurs zie ik schichtige mannen, een linnen tasje om hun schouder, met geoefende vingers langs platenhoezen gaan. Altijd mannen. Soms zijn er ook wel vrouwen aanwezig, maar die staan erbij als mannen in een schoenenzaak: ongeduldig.
 'Neem die plaat nou maar, als je hem mooi vindt. Zullen we zo gaan?'
Zo werkt het dus niet. Juist in die laatste bak kan die ene Dylan liggen die je nog niet hebt. Bovendien moet je wikken en wegen tot je een ons weegt. Ik leg twee Roxy Musics terug, maar pak dan wel die duurdere Marvin Gaye bij die kraam daar achter. Als die er nog is. Daar kun je geen vrouw bij gebruiken, bij die beslommeringen. Vandaar dus dat er nauwelijks vrouwen zijn. Ze mogen uiteraard wel achter de bar staan. Graag zelfs, dan kun je na afloop op je kruk peinzend je nieuwe aanwinsten bevingeren terwijl je met een steelse blik checkt of het leuke meisje achter de bar Nick Drake ook kan waarderen. Mooie momenten zijn dat. Maar ik laat me nu gaan.
Sinds een jaar of vijf heb ik weer een platenspeler en sindsdien kan ik geen platenbak zomaar voorbij lopen. Zoals bij alles in het leven heb ik me ook bij mijn nieuwe hobby bepaalde regels op moeten leggen. 'Maat houden' is namelijk niet mijn sterkste punt. Daarover een andere keer meer. In boekvorm wellicht. Regels dus, om maat te houden. De hoofdregel is dat ik alleen bepaalde muziek op vinyl koop. Muziek met een eh, bewezen authenticiteit: ouwe soul, ouwe jazz, streng geselecteerde gitaarbandjes en singer-songwriters. Verder maak ik vooraf lijstjes om te voorkomen dat ik platen koop die ik niet ga draaien. Lijstjes maken is behoorlijk nerderig, dat geef ik grif toe. Maar wel leuk om te doen. In 'High Fidelity', een boek van Nick Hornby dat ook mooi verfilmd is trouwens, wordt het lijstjes maken tot kunst verheven. Dat begint al op de eerste bladzijden als de hoofdpersoon een lijstje maakt van zijn exen en de impact beschrijft die zij op zijn leven gehad hebben. De hoofdpersoon werkt in een platenzaak waar de werknemers de hele dag lijstjes maken. Tien beste intro's van Beatlesnummers, dat werk. Het is een streng gezelschap dat de do's en don'ts scherp afbakent. Zo komt er op een bepaald moment een klant binnen die 'I just called to say I love you' van Stevie Wonder wil kopen. De arrogante verkoper weigert hem deze plaat echter te verkopen.
'Waarom dan?' wil de verbaasde klant weten.
'Because it's crap, that's why.'
Gelijk heeft hij. Het leven is te kort voor 'I just called to say I love you'.
De man had naar Herberg de Troost moeten vragen. Die had hij vast wel gekregen. In de ideale wereld zelfs op vinyl.

maandag 6 september 2010

Ik heb zin

Het is koopzondag in Utrecht en de zon schijnt. De stad is vol, maar café Maria aan de Mariaplaats ziet er stil uit. Het is twee uur 's middags. Skinnie speelt hier om drie uur. Ik ben te vroeg. De barman, tenminste ik vermoed dat het de barman is, rookt op het stoepje voor de kroeg een sigaret.
Ik loop een klein rondje, verman me en ga naar binnen. Daar zie ik de rokende barman weer. Zijn jas hangt over een kruk. Maria is pas net ontwaakt. Ik vraag tegen beter weten in of Skinnie al binnen is en bestel een espresso. Nadat ik die opgedronken heb, loop ik nog een keer de stad in. Ik eet een ijsje.
Als ik terugkom, zie ik Skinnies auto. De grijze Ford Granada van bijna vijfentwintig jaar oud is niet te missen. Skinnie zelf is er ook. Net als zijn sidekick Tom Lanjouw en manager Eric Breukers. Ze bouwen op en soundchecken. En dan zijn ze er eigenlijk wel klaar voor. Alleen, klein detail, er is geen publiek. Skinnie trekt een strakke zwarte blouse aan en rookt buiten een sigaret. We staan met zijn vieren buiten en kijken naar de vrouwen die langslopen. Dat gaat ons goed af. Hij trapt zijn sigaret uit en zegt zonder spoor van ironie tegen Tom:
"Kom, we gaan spelen. Ik heb zin."
En spelen gaan ze. Als je Skinnie en zijn broer Mo vergelijkt, hoef je niet lang te kijken om de verschillen te zien. Maar, er zijn ook grote overeenkomsten. En één daarvan zie ik vandaag. Zelfs voor een nagenoeg leeg café zie ik Skinnie doen wat hij het liefste doet: spelen.
Mo zit precies hetzelfde in elkaar. Hij vertelde me dat hij op vakantie in Spanje naar de plaatselijke kroeg ging. Daar had hij namelijk een piano zien staan. Of hij daar misschien 's avonds een paar uurtjes mocht komen spelen. Dat mocht Mo. Zijn vakantie was gered.
Hart en ziel voor muziek. Zonder concessies. En gistermiddag in Utrecht had je die kunnen voelen, ruiken en proeven. Gratis ende voor niks. Maar nee, Utrecht moest naar de H&M, de Hema en Halfords.  Ik maakte gelukkig een andere keuze.

zondag 5 september 2010

Schuurpapier

Mijn weekend stond in het teken van de twee broers in Herberg de Troost. Zaterdag bezoek ik 'Teun ten Top', een eerbetoon aan 'Zittesje jòng' Toon Hermans. Mo Jones treedt hier, in zijn eigen stad, op zijn eigen Markt, op met zijn bigband. Vandaag ging ik naar Utrecht om Skinnie te zien. Samen met vaste sidekick Tom Lanjouw speelt hij in tapasbar Maria. Het contrast tussen deze optredens is groot.
Vandaag schrijf ik in 'Schuurpapier' over Mo. Morgen in 'Ik heb zin' over Skinnie.

De Markt in Sittard is nog vrij leeg, maar grote verwachtingen gonzen. Bij de ingang krijg ik een strak blauw armbandje om mijn pols gesnoerd. Er staan toiletwagens, mobiele biertappunten en de terrassen zitten vol. Op strategische hoeken staan brede beveiligingsjongens met draden in hun oren. Het podium is het domein van de Mo Jones bigband die repeteert voor het tv-optreden van vanavond.
'Teun ten Top' is a big deal hier en alle toeters en bellen komen uit de kast. Limburgse sterren als Sjef Diederen en Jack Vinders zingen liedjes van Toon en worden daarbij begeleid door Mo's bigband. 
En dat, die bigband dus, is zeg maar helemaal Mo's ding. Zijn ogen lichten op als hij erover praat. De afgelopen dagen hebben Mo en ik een beetje langs elkaar heen gebeld. We hebben elkaars voicemails volgepraat zonder dat we daadwerkelijk een concrete afspraak voor vanavond hebben gemaakt. Ik sta dus een beetje onzeker op de Markt en kijk naar het toneel. Midden op het podium zie ik al snel de lange witte haren waaronder Emil Szarkowics zich bevindt. Hij kijkt op en maakt met zijn rechterhand het rock- en rollteken: vuistje gebald pink en wijsvinger naar voren. Probeer het maar eens na te doen. Het is niet moeilijk. 
Even later zie ik Mo aan de zijkant van het podium. Hij is druk in gesprek, kijkt even op, ziet me en gebaart me het podium op te komen. Helemaal op mijn plaats voel ik me daar bepaald niet. Ik heb het gevoel dat ik mensen in de weg loop. Dit is mijn plek niet en ik vraag me af of deze setting me op gaat leveren wat ik wil. Ik wil de bigband en Mo van dichtbij volgen en de magie vangen. De eredienst voor Toon lijkt me daarvoor bij nader inzien niet de ideale gelegenheid. Achter de schermen kijk ik naar de portocabins die leeg zijn: visagie, Jack Vinders, Mo Jones en Mo Jones bigband. Kale, lege wagens. Er staat een grote vrachtwagen van de Cinevideo group. Daarnaast staat een beveiliger met een snor. Uit de achterbak van zijn auto blaft een bewakingsherdershond een piep in zijn keel.
Een uur later opent Mo het optreden voor een volle markt met een klein breekbaar nummer. Zijn stem rafelt en schuurt en geeft het liedje daarmee, wat mij betreft althans, extra lading. Een uur later doet hij dat nog een keer vanachter de piano. Tussendoor treden andere artiesten op.  Het geluid is uitstekend, de Markt ligt mooi in het licht, de fragmenten van Toon op de grote tv-schermen zijn vaak hilarisch en de bigband speelt de liedjes van Toon Hermans vakkundig en met liefde.
Maar toch! Ik mis het schuurpapier van Mo's stembanden bij de andere artiesten en ik snap meteen dat zo'n hectische avond niet het moment is om achter de schermen overal met mijn neus bovenop te staan. Ik laat hem nu liever met rust. Ik wil Mo en zijn bigband opnieuw zien, in een andere setting, in een stomende zaal bijvoorbeeld, waar het mag rafelen, schuren en knarsen en waar de bigband duwt en pompt. Zonder televisie-opnamen die over moeten en zonder lege portocabins. Nee, ik wil in een volle kleedkamer zitten waar gelachen wordt en flessen wijn op tafel staan. Daar zit ik dan stil in een hoek en kijk ik en luister ik. Daarna schrijf ik thuis alles op.