foto: Pascal Muller

Pagina's

zondag 30 januari 2011

Carice

Ik ben niet goed met tijden. Ik neem marges in acht die goedbeschouwd nergens over gaan. Op elke afspraak ben ik veel te vroeg aanwezig. Het gevolg daarvan is dat ik een groot deel van mijn leven wachtend doorbreng. Sinds ik mijn vrouw ken, gaat het iets beter. Zij is namelijk ook niet goed met tijden, maar omgekeerd. Dat heft elkaar op. In principe.
Afgelopen woensdag werd ik om half vier in Amsterdam verwacht. Om kwart voor twee liep ik voor het eerst langs het adres waar ik zijn moest. Ruim op tijd dus. Het had nog ruimer kunnen zijn. Toen ik vertrok van station Eindhoven zag ik op het bord dat de trein naar de hoofdstad niet verder dan Den Bosch zou rijden. Stroom- of wisselstoring. Of allebei. Geen probleem, ingecalculeerd. Een half uur later dan gepland gleed ik, na een omweggetje via Rotterdam, alsnog Amsterdam Centraal binnen.
Ik moest aan de Herengracht zijn. Die kon ik vrij gemakkelijk vinden. Net als het pand waar ik verwacht werd. Ik had dus bijna twee uur over. Ik dronk een kop koffie en liep vervolgens naar het Spui. Daar zit Athenaeum boekhandel en café de Zwart en vooral in die laatste gelegenheid kun je geregeld een bekende schrijver spotten. Dat vind ik altijd wel mooi. Als ik dan toch in Amsterdam ben, wil ik ook waar voor mijn geld.  Vorige zomer zat ik op het terras van de Zwart. Twee stoelen verder zat Johannes van Dam. Dat is op zich al schitterend natuurlijk, maar het mooie was dat hij vragen afvuurde op zijn buurman, die ik trouwens ook ergens van kende. Vragen die hij vervolgens zelf beantwoordde.
'Weet jij waar de sorbet vandaan komt?' vroeg hij bijvoorbeeld.
Hij vulde het antwoord zelf vrijwel meteen in.
'Uit Perzië.' 
Wist u dat? Ik niet. Ik bedoel maar. Dat pik je toch weer even mee.
Woensdag zat er niemand op het terras. Ik liep de boekhandel aan de overkant binnen, twijfelde over de aanschaf van een Moleskine notitieboekje, zag daarvan af en hoorde ineens de stem achter me. 
Staccato. Schel. 
'Nee, maar het is natuurlijk wel zo dat je dat kunt proberen!'
Wim T Schippers.
Lees rustig door, het beste komt nog. 
Ik maakte mijn cirkel rond de Herengracht weer wat kleiner. Het was inmiddels bijna drie uur. Dan moet je geen risico's meer nemen die je niet hoeft te nemen. Er fietste een groepje mensen langs me. Middelpunt was een hippe jongen, met geverfd zwart haar, die ik ergens van kende. Het lijkt me zo vermoeiend, Amsterdam. Ik zou me de hele tijd afvragen wie ik nou weer gezien had.  Maar goed, die jongen dus: een soort kruising tussen Spike van Di-rect en Tim Knol, maar dan met een zware Amsterdamse saus eroverheen, die jongen, hoor ik tegen het meisje naast hem zeggen:
'Ja maar Carice, we kunnen dááár toch ook even kijken?' 
Er heten niet zo heel veel mensen Carice. Toch? Dat dacht ik en ik dacht ook: het zal toch niet zo zijn dat hier mijn gedroomde sidekick gewoon langsfietst? Ik versnelde mijn pas enigszins, want ik zag dat ze verderop bij het stoplicht stilhielden en een winkeltje binnengingen. 
Ik keek op mijn telefoon. Drie uur vijf. Tijd zat. Ik ging het winkeltje binnen en kocht een verjaardagskaart voor een goede vriend die in maart jarig is. Carice stond bij een rek met gekke klokjes. Ik had geen gekke klok nodig. Ik keek toch even. Het was tien over drie. Ik wist trouwens genoeg. Tijd om te gaan. Ik had een goed gesprek aan de Herengracht. Over het boek. 

maandag 24 januari 2011

Matthijs

Leuk hoor, die stukjes over Bert en Ernie, de orgelles op woensdag en over eten. Altijd maar weer over dat eten. Maar hoe gaat het eigenlijk met dat boek van u? Wordt dat nog wat? Die vraag ligt al geruime tijd als een roofdier op de loer ik heb het antwoord tot nu toe zorgvuldig gemeden. Het zal u wellicht een Livarworst zijn en u ligt er waarschijnlijk ook niet wakker van. Maar ik wel. Soms. Gelukkig lijkt het meer op het wakker liggen voor het schoolreisje dan op nachtelijk angstzweet voor een aanstaande zenuwbehandeling. Ik kan me namelijk soms behoorlijk verkneukelen in de echtelijke sponde, dat mag u gerust weten. Vorige week las ik dat je bij het schrijven alle remmen los moet gooien. Daar zal ik vandaag eens mee beginnen. Als oefening.
Soms verzin ik net voor ik in slaap val een mooi verhaal. Het volgende behoort tot mijn persoonlijke favorieten.
Het boek is af en ik zit samen met Jack Poels en Tren van Enckevort aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk. We praten over het boek. Matthijs laat ons gewoon uitpraten. Op het podium wachten Mo' Jones, Skinnie, Sjoerd Rutten en Emil Szarkowics tot ze samen met Tren en Jack 'Miami' gaan spelen. Het hele nummer, niet die ene luizige minuut. In het publiek zitten Bart Storcken, Marco Roelofs en Karlijn van Dinther. Bart Storcken trekt een gek gezicht. Dit laatste lijkt onbelangrijk, maar het maakt het verhaal in mijn hoofd wel waarschijnlijker en is dus wél belangrijk. Het vergt oefening mensen, maar dan heb je ook wat. Bart, Marco en Karlijn doen straks mee met 'Miami'. Ondertussen brengt Peter, de kok van Herberg de Troost, hapjes rond. Mike Manders geeft de geluidsman van DWDD een paar aanwijzingen en Louk Voncken doet hetzelfde bij de cameraman. De denktank van Herberg de Troost staat in de personen van Fred Houben en Pieter-Nic van den Beuken achter het publiek tegen een paal geleund.  Pieter-Nic (het petje scheef op het hoofd) knikt met glinsterende oogjes in mijn richting.  De sidekick van de avond is Carice van Houten en dat is geen toeval.
Net als Matthijs ons wil onderbreken, horen we de stem van Karlijn van Dinther. Ze zingt 'Breng meej mar nar hoes' en brengt een blad bier naar de bandleden. Jack en Tren staan op en lopen naar het podium. Matthijs kan nog net 'Het is een prachtig boek, mensen' zeggen.
Geloof me, je slaapt dan als een roos. Je kunt dit uiteraard ook doen bij 'Pauw en Witteman', maar dan vind ik het toch minder leuk.
Met verkneukelen alleen kom je er natuurlijk niet. Als je echt iets wilt, moet je het doen. Om mijn eigen vraag van het begin te beantwoorden: ja, dat wordt nog wat en dat is uiteraard het belangrijkste. Dat neemt niet weg dat Matthijs het resultaat altijd met me mag bespreken. Ik ben immers de beroerdste niet.

Show, don't tell

Gisteren schreef ik een blogje dat ik eigenlijk nog steeds best wel leuk vind, maar dat ik toch maar verwijderd heb. Ik vind het ietwat aanmatigend en het zou maar zo kunnen dat het helemaal verkeerd opgevat wordt.  Misschien heb je het gezien. Het heeft ongeveer een half uurtje online gestaan en heet 'Matthijs'. Daar wil ik het bij laten. Voor je het weet, herhaal ik hier alles. Beschouw het maar als een 'outtake': een nummer dat in eerste instantie niet op de plaat komt. Ik schreef mijn stukje nadat ik een boek met schrijftips gelezen had. Daarin stond dat je tijdens het schrijven alle gène moet laten varen. Nou, dat deed ik, hoewel ik 'Matthijs' verpakte in een droom om het wat te temperen. Mochten jullie nou zeggen: gooi het er gewoon op, Ralf, we weten dat je het goed bedoelt, dan hoor ik het graag. Vijf reacties en ik plaats 'Matthijs'. Weet ik meteen dat jullie deze blog een beetje lezen.
Ik las dat boek met schrijftips niet voor niks. Het Troostboek begint vorm te krijgen en eigenlijk wordt het schrijven dan alleen maar moeilijker. In het begin is nog alles open, maar zo langzamerhand moet ik keuzes maken en daarmee beperk ik mijn mogelijkheden. Dat is een groot goed, want een boek dat alle kanten uitwaaiert, gaat nergens over. Lastig is het wel.
Het boek beschrijft onder andere het 'show don't tell-principe', dat wil zeggen dat je als schrijver eigenlijk niet alle emoties moet benoemen. Je ziet het vaak in bouquetromannetjes: elk gevoel wordt benoemd. De dokter kijkt 'onaangedaan' naar de vrouw die 'verliefd' haar ogen opslaat en zich zuchtend voor zijn voeten werpt. Dat moeten we dus niet hebben.
Gelukkig heb ik een goed voorbeeld. Als iemand een meester is in het 'show don't tell-principe' is het namelijk Jack Poels. Hij benoemt geen emoties, maar beschrijft een sfeer die daarmee een emotie oproept. Denk maar eens aan 'Twieje Wurd', 'Miami'  of 'Vlinder' waar de telefoon anders klinkt, harder dan gewoon en daarmee een voorbode is van naderend onheil.  Dat wil ik dus ook. De lezer serieus nemen, die kan immers zelf zijn conclusies wel trekken en zelf wel bepalen wat voor gevoel hij of zij toelaat. Misschien moet ik 'Matthijs' toch gewoon plaatsen...

zondag 16 januari 2011

Koper is goud

Ik heb het rijk vanmiddag alleen en ik draai Springsteen. Dat doe ik niet heel vaak.  Om de een of andere reden heb ik moeite met die saxofoon die vaak door de liedjes van The Boss heen schettert. Sei mir nicht böse, bitte. Toch heb ik vanmiddag zin in Bruce. Dat klinkt wat dubieus, maar jullie weten wat ik bedoel. 
Vrijdagavond was ik bij de theatervoorstelling Koper van Rowwen Hèze met Leon Verdonschot. Ik denk niet dat ik veel verraad als ik vertel dat Bruce Springsteen een grote held is van Leon. Net zoals Shane McGowan dat van Jack Poels is.  Leon vertelde over zijn fascinatie voor The Boss. Ik wil en kan dat hier niet precies herhalen, maar zijn verhaal was zo aansprekend dat ik vanmiddag die hele livebox van Springsteen draai. Schetterende saxofoon of niet.
Koper was overigens goud vrijdagavond in Eindhoven. Een verrassende setlist, onverwachte wendingen en uitvoeringen van de liedjes en ook de combinatie met de verhalen van Leon Verdonschot is een gouden. Ik zou echt, echt, echt een keer gaan kijken als u nog kaarten kunt krijgen.
Na afloop was ik nog even achter de schermen. Tren, Jack 'Smit' Haegens en ik stonden op het balkon dat uitkijkt over de Van Lieshoutstraat. De Eindhovense uitgaansavond was in volle gang.
'Ik heb ook wel zin om op stap te gaan,' verzuchtte Tren. 'Ik ken hier nog wel een paar goeie kroegen.' 
Hij vertelde een paar verhalen waar Simon Carmiggelt met zijn 'Kroegverhalen' een punt aan kan zuigen.
Jack Haegens gaf uitleg over 'droge zalen' waar hij de longen uit zijn lijf moet blazen. Den Bosch is heel droog mensen. In het gangetje naast de kleedkamer liep Martin Rongen voorbij met een shirt waarop 'No foto's' stond. Hub Boesten dribbelde langs en zei met een scheef hoofd naar Leon Verdonschot:
'Hé Leon, misschien moet je eens proberen wat humor in de show te krijgen.' 
Ze lachten beiden.
Jack Poels had zijn Noorse trui aangetrokken. Die trui komt zeker in het Troostboek. Als er geen link naar de Troost is, dan verzin ik er een....Hij vroeg wat we wilden drinken. Er was geen bier meer, want de koelkast was volledig geplunderd door de heren van 'Rompeprop', een Eindhovense metalband die deze avond een hilarische rol speelde. Een van de leden van 'Rompeprop gaf een cd'tje aan Theo Joosten die beloofde dat hij het zo dadelijk in de auto zou gaan luisteren.  Op een schaal lagen appels, minimarsjes en zakjes chips. Marlies vroeg of ze een appel mocht. Dat was toegestaan. Jan Philipsen kwam zich heel netjes voorstellen. Hij keek vriendelijk.
'Ik ben Jan Philipsen,' zei hij. Hij pakte een zakje chips van de schaal, keek er even naar, hield het omhoog naar Marlies en zei:
'Hmmm, chipito's.'
Ineens was hij verdwenen. 
Marlies en ik namen afscheid en verdwenen zoals we gekomen waren: over het podium. Ik aaide de hond die op het podium staat. Marlies keek met haar kunstenaarsoog en zei:
'Mooi gemaakt.'  En dat was ook zo. Mooi gemaakt. Een mooie avond.
We pakten onze jassen in de lege garderobe en liepen richting uitgang. In het midden van de foyer stond een klein groepje mensen. We zagen Jan Philipsen in het groepje staan. Hij keek onze kant op. We zwaaiden. Of hij ons zag, weet ik niet zeker.


zaterdag 15 januari 2011

Zoervleis

We woonden boven de Lidl en keken uit op een grote rotonde. Die rotonde is berucht en ik vermoed verkeerd aangelegd, want bij de minste spat regen vliegen de auto's uit de bocht. Nou is het in Eindhoven sowieso niet zo moeilijk uit de bocht te vliegen, maar daar kwam ik pas later achter. Die Lidl is er niet meer en wij wonen daar niet meer. Dat heeft niets met elkaar te maken overigens. Wat ik nu ga vertellen is vrij persoonlijk, maar ach, beste herbergvrienden, we zijn hier onder elkaar, dus wat zou het?
Daar boven die Lidl, aan de achterkant van ons - wat was het eigenlijk? - laat ik het een appartementje noemen, dan doe ik in elk geval niemand tekort. Daar dus, vroeg ik op een zinderend hete zomeravond mijn toenmalige vriendin ten huwelijk. Ik had gekookt en een fles champagne gekocht om het zaakje netjes te bezegelen. Wat kook je in zo'n geval? Ik heb daar wel even over gepeinsd en gepiekerd en vervolgens voor een veilige weg gekozen, want je wilt in dit soort precaire situaties wel een beetje op safe spelen. Tenminste ik wel. Een ingezakte quiche of een kapotgekookte vis doet een huwelijksaanzoek meestal niet veel goed, hoewel het daar uiteraard niet om gaat. Dat weet ik ook echt wel. Veiligheid dus. De keuze werd daardoor ineens vrij simpel. Je kunt van mij namelijk best veel zeggen, maar niet dat ik geen zoervleis kan maken. Dat kan ik namelijk wel.
De mensen die nu een precies recept verwachten, moet ik teleurstellen. Ik maak zoervleis namelijk puur op gevoel. Ik weet dus niet hoeveel kruidnagelen ik erin mik, hoeveel stroop ik erbij schep en hoeveel peperkoek ik aan het eind toevoeg. Wat ik wel weet, is dat ik de tijd neem. Ik laat het vlees zeker een nacht staan met wat appelazijn, laurier en kruidnagelen. Ik koop fatsoenlijk biologisch vlees. Geen kiloknallerij aan mijn zoervleis. Ook voor de bereiding neem ik de tijd. Rustig aan, nice and easy. En eigenlijk geldt dat voor alles. Met haast kun je veel moois verknallen. Ik zeg dit niet voor niks, maar dat hoort u nog wel.
Aan de andere kant is het natuurlijk wel zo dat je moet toeslaan op het juiste moment, want anders gaat er veel aan je neus voorbij. De laatste herbergkaarten bijvoorbeeld. Voor donderdag 7 april  'gibt es noch Karte' maar dat duurt waarschijnlijk ook niet al te lang meer. Ik zeg het maar even. U bent inmiddels natuurlijk benieuwd naar de afloop van het 'zoervleismysterie'. Nou, goed dus. Mijn toenmalige vriendin is nu mijn vrouw en die winkelt op dit moment in Utrecht. Ze had geen schoenen meer geloof ik.  En u mag raden wat nu heel, heel zachtjes tegen de kook aan staat te pruttelen.

maandag 10 januari 2011

Bert, van Ernie

Bert, van Ernie, is bezeten van duiven.  Fijn voor Bert zult u denken. Ik kom hier op terug, hoe weet ik nu nog niet. Ooit stelde een man met grijs haar me een vraag. Hij had ervoor doorgeleerd om dit soort vragen te stellen. Hij vroeg:
"Ralf, wat is nou echt van jou, wat drijft jou, waar kun jij je in verliezen?"
Ik kon die vraag niet echt beantwoorden en deed een halfslachtige poging door te zeggen dat ik graag kookte wat waar is. Hij nam hier echter geen genoegen mee en dat irriteerde me een beetje. Ik kookte toch graag?
Ik geloof dat ik het afgelopen jaar een beetje ben gaan begrijpen wat de grijze man toen bedoelde. Tuurlijk, ik vind koken leuk. Zeker leuker dan proefwerken nakijken en de was doen. En ongeveer even leuk als een voetbalwedstrijd op tv kijken. Maar om nou te zeggen dat koken mij drijft, zou schromelijk overdreven zijn. Ik ga bijvoorbeeld niet in mijn vrije tijd in een restaurant werken. Eigenlijk bestaat mijn kooklol voor een groot gedeelte uit de reacties die ik krijg van mensen die de maaltijd opeten.  De crux (dat woord wil ik al heel lang eens gebruiken)  is: ik kook niet echt voor mezelf. Of populairder gezegd, het is niet echt mijn ding. Zeg maar.
Nu ik zo ongeveer een jaar meeloop in het herbergcircus zie ik dat het ook anders kan. Er zijn veel verschillen tussen de mensen die meewerken, maar ik zie ook een overeenkomst. Iedereen doet zijn ding.  Misschien is het nog wel meer dan dat. Mo' Jones noemt muziek zijn zuurstof. Tren noemt het magisch als een liedje in elkaar valt en Skinnie geeft aan dat niemand hem iets kan maken als hij zelf maar goed vindt wat hij gemaakt heeft. Als je dat bereikt, ben je heel ver, want dan ben je onafhankelijk van de mening van anderen.
Zo ver ben ik nog lang niet, maar ik heb wel iets gevonden waar ik me in kan verliezen. Gisteravond was ik aan het schaven aan het hoofdstuk van Mo' Jones op Meccjazz. Ik begon om half elf en had me voorgenomen om een uur of twaalf te stoppen. Toen ik voor het eerst op de klok keek, was het half twee 's nachts. Dat gebeurt me bij het nakijken van proefwerken nou nooit.
Het gaat er volgens mij niet om wat je doet. Of je nou postzegels inplakt, een spoorwegemplacement vol met Märklintreintjes op je zolder hebt gebouwd of elke zondagmiddag als Bert, van Ernie, daar komt ie, in je duivenhok slijt; het gaat er om dat je iets voor jezelf hebt. Volgens mij heb je dan je eigen Herberg de Troost gebouwd. Je hebt er niet eens een bouwvergunning voor nodig.

dinsdag 4 januari 2011

Butter chicken

Het feestje begint al op de boot. Ik herken de hoofden van de medewerkers van Wagenborg passagiersdiensten. Meestal nemen we een kop erwtensoep en altijd vragen we ons af of die gewoon uit een blik Unox komt of dat hij echt is. Ik koop De Volkskrant die ik thuis op tafel heb laten liggen. Bij de achterstallige proefwerken en aankomende zorgen.
De oplettende lezer weet genoeg: ik bevind mij thans op een eiland. Inmiddels ben ik hier voor de twaalfde keer. We hebben een perfecte week uitgekozen, want zo'n beetje heel Nederland is weer aan het werk. Maar door een goddelijke ingreep kreeg ik een week later vakantie en mag ik dus ook een week langer wegblijven. En dus zitten we nu op een nagenoeg leeg eiland. Normaal gesproken ben ik niet zo van het teruggaan naar dezelfde plek, maar voor Schiermonnikoog maak ik graag een uitzondering.  Schiermonnikoog is voor mij de Herberg de Troost van het noorden. We zitten meestal in hetzelfde huis aan de rand van het dorp. In het gastenboek kan ik teruglezen wat ik vier jaar geleden dacht. Ik dacht zo'n beetje hetzelfde als nu. Als ik naar buiten kijk, zie ik een huis dat Weideblik heet. Naast dat huis ligt braak land. Er is hier één klein dapper dorpje en dat vind ik wel zo overzichtelijk. Er ligt een Spar die Schut heet, een bakker met de naam Klontje, Voordeelslijterij Arends,  een behoorlijk goede boekhandel en een winkeltje waar je uitheemse kookproducten kunt kopen. De eigenaar, een oud-politieman, is een groot liefhebber van de Indiase keuken. Elke keer koop ik stapels kruidenpasta's en altijd vraag ik hem wat hij me aanraadt bij kip. En dan komt het. Altijd. Daar houd ik van. Zekerheden. Vaste patronen. Dat geeft rust in deze hectische, verwarrende tijd. Ik sla nu misschien een beetje door.  Het volgende dialoogje heb ik in elk geval in mijn hart gesloten.
"Je kunt de butterchicken nemen, dat is een mooie basis. Die maak je aan met yoghurt of room culinair, net wat je wilt"
Room culinair. Dat zou ik nou nooit gebruiken en zeker niet bij een gerecht uit een ver, vreemd land. Dus ik vraag hem of kokosmelk ook kan.
"Zeker, je kunt trouwens ook een blok kokospasta nemen."

Ik vermoed dat de man mij wel herkent. Ik heb rood haar, een zuidelijk accent en stel hem elk jaar dezelfde vraag. Alleen om hem butterchicken en room culinair te horen zeggen. Hij laat echter niets merken, want zo frivool zijn ze hier op het eiland niet.