foto: Pascal Muller

Pagina's

maandag 21 februari 2011

Leven met een zeven

Toen ik achttien was, vierde ik voor de eerste keer geen carnaval. Ik vond dat een behoorlijk offer om eerlijk te zijn. Ik studeerde in Utrecht en moest op aswoensdag een hertentamen middeleeuwse letterkunde doen. Het leek me toen niet opportuun om vier dagen in Geleen tot het gaatje te gaan om vervolgens nog nadampend een tentamen over ridderromans te maken. Ik denk, nee ik weet zeker, dat die inschatting correct was. Zo goed kende ik mezelf toen toch ook al wel.
In die tijd woonde ik bij een rasechte hospita. Ik mocht bij haar veel minder dan bij mijn eigen ouders. Dus veel, zo niet alles, moest in het geniep. Ik mocht bijvoorbeeld slechts twee keer per week douchen, koken was uit den boze en toen ik een keer voorzichtig het onderwerp 'damesbezoek' ter sprake bracht, keek ze me aan alsof ik ter plekke veranderd was in een personage uit 'Poltergeist'. Overigens werd ik geacht in het weekend huiswaarts te keren. Daar gaf ik, mede door haar voorwaarden, graag gehoor aan. Tot dat carnavalsweekend dus.
's Ochtends studeerde ik een paar uur op de geheimen van Karel ende Elegast, Ferguut en Die Borchgravinne van Vergi.  Ik herinner me dat in die laatste ridderroman een zogenaamde postillon d'amour voorkomt. Dat doet verder niet echt terzake, maar ik weet wel dat ik nog dacht: als ik nou gewoon in Geleen zou zitten en verkleed als konijn door de straten zou schuimen, zou ik geen postillon d'amour nodig hebben. Maar goed: het waren de middeleeuwen, toen was alles anders. Ook de liefde. Dat heb je maar te accepteren.
In mijn pauze fietste ik even naar de stad. Ik zette mijn fiets neer op het Janskerkhof en liep omhoog richting het Vredenburg. Daar zag ik iets buitengewoon schokkends. Ik zag de Utrechtse carnavalsoptocht. Nou is Utrecht een leuke stad, met al die grachten en die oude gebouwen enzo. Je kunt er goed eten en als je er op stap wilt, kan dat -als je de weg weet-  tot het licht wordt en je eigen licht al lang uitgegaan is. Maar: carnavalstechnisch speelde Utrecht toen in de onderbond en ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat dat nu anders is. Die optocht was niet alleen klein, maar bovendien leek het leven eromheen gewoon door te gaan, wat het optochtje iets surreëels gaf. Ik fietste terug naar mijn kamer, studeerde tot mijn luie oog afhaakte en haalde dat tentamen. Een zeven.
Over twee weken is het weer carnaval. Dat vier ik niet en ook nu heb ik mijn redenen. De belangrijkste is dat ik me ga onderdompelen in mijn eigen herberg. Ik mag een studio lenen in het Klokgebouw in Eindhoven. Als ik daar na een dag of vier naar buiten kom, hoop ik dat ik mijn door mezelf opgelegde boektentamen ook haal. Dik twintig jaar geleden in Utrecht kon ik prima leven met een zeven,  maar daar neem ik deze carnaval geen genoegen mee...

Hier haalde ik de mosterd voor dit stukje
En dat is niet toevallig.

2 opmerkingen:

  1. die optocht in Utrecht...schokkend is een goed gekozen woord...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Volgens mij ben je na het zien van dat schokkende optochtje van je carnavals-geloof gevallen.Ik zit al uren te prutsen aan engelenjurken voor de echte optocht in Geleen,voor Karin en de kinderen.Groeten tante Nan

    BeantwoordenVerwijderen